Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2020 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Beroep
Verder betoogt appellant dat de export van zijn runderen vertraging heeft opgelopen, doordat exportstallen in maart en april 2017 tijdelijk geen vaarzen konden afnemen. Hij had al in februari 2017 vier vaarzen aan Multi Dairy Livestock B.V. verkocht, maar hij heeft deze runderen pas op 31 maart 2017 kunnen afvoeren naar dat bedrijf. Volgens appellant zijn deze vaarzen ten onrechte meegeteld bij het maandgemiddelde over periode 1.
Het College ziet in de Regeling en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan geen aanknopingspunten voor de ter zitting ingenomen stelling van appellant dat vrouwelijk jongvee waarvan bij de geboorte is aangegeven dat het op het bedrijf wordt aangehouden, maar dat uiteindelijk toch is afgevoerd, (met terugwerkende kracht) niet mag worden meegeteld bij het maandgemiddelde. De Regeling maakt alleen een uitzondering voor afvoer van vrouwelijk jongvee onder de 35 dagen bij activering van het jongveegetal. Dat is hier niet aan de orde.