ECLI:NL:CBB:2020:850
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de Nitraatrichtlijn in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op 13.029 kg, gebaseerd op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. De minister had daarbij een generieke korting van 8,3% toegepast. Appellante betoogde dat de Nitraatrichtlijn onvoldoende grondslag biedt voor het stelsel van fosfaatrechten en dat er sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun.
Het College overwoog dat de minister het fosfaatrecht in overeenstemming met de Meststoffenwet had vastgesteld en dat de bezwaren van appellante ongegrond waren verklaard. Het College verwees naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties al aan de orde waren gekomen. Tijdens de zitting op 2 november 2020 waren partijen niet verschenen, maar het College oordeelde dat de minister inhoudelijk op de beroepsgronden van appellante was ingegaan.
Uiteindelijk concludeerde het College dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 november 2020, waarbij mr. J.L. Verbeek de uitspraak deed in aanwezigheid van griffier mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen.