ECLI:NL:CBB:2020:848
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de Nitraatrichtlijn in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante, een melkveehouderij, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 8.633 kg, met een korting van 360,6 kg omdat zij niet volledig grondgebonden was. De minister had dit besluit genomen op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet, waarbij de fosfaatrechten per 1 januari 2018 werden vastgesteld op basis van de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren.
De appellante voerde in beroep aan dat de Nitraatrichtlijn onvoldoende grondslag biedt voor het stelsel van fosfaatrechten en dat er sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun. Het College oordeelde dat deze gronden niet opgingen en verwees naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties al waren behandeld. De minister had volgens het College voldoende gemotiveerd dat het fosfaatrechtenstelsel rechtmatig was en dat er geen sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.L. Verbeek, met mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 november 2020.