ECLI:NL:CBB:2020:824
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving registratie beëindiging onderneming in handelsregister na verzoek tot rectificatie
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 november 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant en de Kamer van Koophandel. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de registratie van de beëindiging van zijn onderneming in het handelsregister, die door de Kamer van Koophandel was gehandhaafd. Het primaire besluit van de Kamer van Koophandel, genomen op 19 december 2013, sloot het onderzoek naar de onderneming af zonder wijziging van de registratie. In het bestreden besluit van 24 januari 2020 werd het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 29 september 2020 heeft de appellant, bijgestaan door zijn vader, betoogd dat de onderneming niet beëindigd was, maar voortgezet door de erfgenamen van de eigenares. Het College heeft overwogen dat de Kamer van Koophandel op goede gronden de registratie heeft gehandhaafd, omdat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt om gerede twijfel te wekken over de juistheid van de registratie. De erfgenamen hadden niet gereageerd op verzoeken om informatie over de eigendomssituatie na het overlijden van de eigenares in 2012.
Het College concludeert dat zolang er geen civielrechtelijk vonnis is dat de rechtsgeldigheid van de VOF-overeenkomst bevestigt, de Kamer van Koophandel niet verplicht is om de geregistreerde gegevens te wijzigen. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 november 2020.