ECLI:NL:CBB:2020:81
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating van biociden en de bevoegdheid van het Ctgb met betrekking tot gevarenaanduidingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) op 11 februari 2020, zaaknummer 18/1664, staat de toelating van biociden centraal. Appellante, Chugoku Paints B.V., had toelatingen aangevraagd voor de biociden Sea Grandprix 1000 L, Sea Grandprix 2000 en Sea Grandprix Mark II, die zijn gebaseerd op de werkzame stoffen koperpyrithion en dikoperoxide. Het Ctgb had eerder aan appellante deze toelatingen verleend, maar bij een later besluit heeft het Ctgb de bezwaren van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard en de primaire besluiten gewijzigd. Appellante was het niet eens met de gevarenaanduidingen die het Ctgb had vastgesteld en stelde dat het Ctgb de gevarenaanduidingen van de fabrikant had moeten overnemen. Het College oordeelt dat het Ctgb bevoegd is om zelf gevarenaanduidingen vast te stellen op basis van de Biocidenverordening en de CLP-verordening. Het College concludeert dat het Ctgb de gevarenaanduidingen H332 en H361d terecht heeft vastgesteld, en dat de argumenten van appellante niet slagen. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard.