Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2020 in de zaken tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder stelt zich in het verweerschrift, zoals nader toegelicht ter zitting, op het standpunt dat uit het inspectieverslag volgt dat appellant zijn schapen onvoldoende heeft beschermd tegen gezondheidsrisico’s door deze op een zomerdag op een locatie te laten grazen waar zij slechts over één veilige drinkplek beschikten. De gezondheidsrisico’s die daardoor ontstonden zagen op een tekort aan drinkwater vanwege te weinig geschikte drinkplekken én op het te water raken van de schapen bij het drinken bij een niet geschikte drinkplek. Een te water geraakt schaap kan niet terug aan de kant komen door de zwaarte van een met water volgelopen vacht, aldus verweerder. Naar aanleiding van de verklaring van de dierenarts van appellant van 18 april 2019 heeft verweerder de toezichthouder om een reactie gevraagd. De toezichthouder geeft het volgende aan:
Bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
– omdat daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt – en voor het overige gehandhaafd. Verweerder heeft daarom de factuur verlaagd met een – aan appellant terug te betalen – bedrag van € 33,81. Tevens heeft verweerder aan appellant een vergoeding toegekend van € 512,- voor de door appellant in bezwaar gemaakte kosten voor door een derde verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting). Daarbij is verweerder uitgegaan van een waarde per punt van € 512,- en van een lichte zwaarte van de zaak (wegingsfactor 0,5).
Beslissing
- verklaart het beroep in zaak 19/471 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1 in zaak 19/471;
- herroept het primaire besluit 1 in zaak 19/471, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- verklaart het beroep in zaak 19/726 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2 in zaak 19/726;
- draagt verweerder op in zaak 19/726 binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellante met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het beroep in zaak 19/966 niet-ontvankelijk voor zover dit is gericht tegen het bestreden besluit 3;
- verklaart het beroep in zaak 19/966 gegrond voor zover dit is gericht tegen het herziene bestreden besluit 3;
- herroept de factuur van 14 december 2018 in zaak 19/966, voor zover deze nog niet door verweerder is herroepen, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde herziene bestreden besluit 3;
- veroordeelt verweerder in de door appellant in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 2.100,-;
- gelast dat verweerder aan appellant het door hem voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht van in totaal € 522,- vergoedt.