ECLI:NL:CBB:2020:769
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vastgesteld op basis van Meststoffenwet en bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het beroep van appellante betreft de vaststelling van het fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet (Msw). Appellante heeft in beroep aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren, namelijk diergezondheidsproblemen die het fosfaatrecht zouden beïnvloeden. De minister had bij besluit van 3 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld, maar appellante stelde dat deze vaststelling onjuist was door de gevolgen van de nieuwe melkinstallatie die in gebruik was genomen. De minister heeft het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar appellante was het niet eens met de hoogte van het vastgestelde fosfaatrecht.
Tijdens de zitting op 3 september 2020 heeft appellante betoogd dat de diergezondheidsproblemen het gevolg waren van een onjuiste afstelling van de melkinstallatie, wat leidde tot een lagere melkproductie. De minister heeft echter gesteld dat deze problemen niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt, omdat ze voortkwamen uit een menselijke fout. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht geen rekening heeft gehouden met de door appellante gestelde bijzondere omstandigheden, omdat deze niet vóór de peildatum van 2 juli 2015 zijn ontstaan. Het College heeft vastgesteld dat de diergezondheidsproblemen en de lagere melkproductie pas na deze datum zijn opgetreden, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Meststoffenwet en de beperkte ruimte voor knelgevallen.