ECLI:NL:CBB:2019:332
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en knelgevallenregeling in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Het primaire besluit van de minister, genomen op 10 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van de appellant vast op 6.234 kilogram. Dit besluit was gebaseerd op de melkproductie en het aantal gehouden dieren op de peildatum van 2 juli 2015. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de minister op 20 juli 2018 ongegrond werd verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 juni 2019 heeft de appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De appellant voerde aan dat hij recht had op toepassing van de knelgevallenregeling, omdat hij te maken had gehad met dierziekten die zijn melkproductie negatief hadden beïnvloed. De minister stelde echter dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling, omdat de productie op de peildatum niet minimaal 5% lager was door de genoemde omstandigheden.
Het College heeft overwogen dat de minister terecht de dieraantallen van 2014 heeft gebruikt voor de beoordeling van de knelgevallenregeling en niet de dieraantallen die de appellant in 2015 zou hebben gehad zonder de ziekte. Het College heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van de appellant niet slaagde en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.