Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2020 in de zaken tussen
De stille maatschap tussen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
OverwegingenInleiding
Beroepsgronden
Appellant is het verder niet eens met de conclusie van verweerder dat er geen causaal verband is tussen de bijzondere omstandigheden (opstarten met een melkrobot en beweiden) en het lagere aantal GVE op de peildatum 2 juli 2015.
Verder beroept appellant zich op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 13 van de Landbouwwet.
Ter zitting heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM). Tot slot heeft appellant ter zitting aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord op zijn bezwaren gericht tegen periode 4 en 5.
Knelgevallenregeling en hardheidsclausule
Verweerder heeft in de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden ook geen grond hoeven zien voor toepassing van de hardheidsclausule. Appellant heeft in zijn stukken en ook ter zitting toegelicht hoe hij, in verband met schouderproblemen, tot zijn keuzes is gekomen. Zo heeft hij uitgelegd dat hij het belangrijk vindt om zelf dagelijks zijn koeien te melken, omdat hij dan precies weet hoe het met ze gaat. Daarom en ook om andere redenen heeft hij liever geen personeel. Dit betekende wel dat hij een manier moest vinden om zijn schouder te ontlasten. Dat is de robot geworden. Daarvoor waren flinke investeringen nodig, die hij ook moest proberen terug te verdienen. Hoewel deze keuzes begrijpelijk zijn, is niet gebleken dat hij geen andere keuzes had. Deze bedrijfskeuzes komen dan ook voor zijn rekening en risico.
De betogen falen.
Aantallen
Horen
Omdat de behandeling van het bezwaar minder dan een half jaar in beslag heeft genomen, is de overschrijding volledig toe te rekenen aan het College. Het College zal daarom op de voet van artikel 8:88 van de Awb de Staat der Nederlanden veroordelen tot betaling van € 1.500,00 aan appellant.
Slotsom
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.