1.6Bij het invorderingsbesluit heeft verweerder besloten tot invordering van een dwangsom van € 10.000,- over te gaan, nu appellant de opgelegde maatregel niet heeft uitgevoerd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit alsmede het invorderingsbesluit gehandhaafd. Gelet op de constateringen van de toezichthouders zoals vastgelegd in het rapport van bevindingen van 13 maart 2018, is de maatregel in de last onder dwangsom volgens verweerder terecht opgelegd. In hetgeen appellant in bezwaar heeft aangevoerd heeft verweerder geen redenen gezien om een uitzondering te maken op de beginselplicht tot handhaving. Voorts stelt verweerder dat de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom lang genoeg was.
Wat betreft het invorderingsbesluit is verweerder van mening dat de invordering in overeenstemming is met de last onder dwangsom, nu appellant de daarin opgelegde maatregel niet op tijd heeft uitgevoerd. Verweerder vindt de dwangsom tevens in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
3. In beroep heeft appellant aangevoerd dat het opleggen van een last onder dwangsom, gelet op zijn geestelijke toestand, een te zwaar middel is geweest. Met de hulp van kennissen en vrienden was er volgens appellant zicht op legalisatie. Appellant vindt het voorts ongepast en ongehoord dat de last onder dwangsom een maand na de controle op schrift is gesteld. Het maakt daarbij volgens appellant niet uit dat de toezichthouders mondeling hebben meegedeeld dat er een last onder dwangsom zou worden opgelegd. Door zijn geestelijke en emotionele toestand heeft hij alles niet goed meegekregen. Appellant bestrijdt verder de constatering dat de schapen in een onveilige schuur verbleven. Hetgeen de dierenarts hierover stelt kan volgens appellant niet worden meegenomen, omdat de beoordeling van een dierenarts van de NVWA geen onpartijdige beoordeling is. Daarbij komt dat in het rapport van bevindingen van 18 april 2018 is vermeld dat er aan de maatregel is voldaan. Daarmee wordt de invordering van de dwangsom ontkracht, aldus appellant.
4. In het verweerschrift zet verweerder in aanvulling op het bestreden besluit nog uiteen dat uit het dossier is gebleken dat appellant de aangetekende post met het primaire besluit niet heeft afgehaald op het postkantoor. Het niet ophalen van deze post komt voor rekening en risico van appellant. Voorts kan verweerder de stelling van appellant dat de schapen niet in een onveilige schuur verbleven niet volgen. Uit het rapport van bevindingen en het overgelegde foto- en filmmateriaal blijkt volgens verweerder duidelijk dat de schuur een onveilige verblijfplaats was voor de schapen.
De dierenarts is volgens verweerder op basis van haar deskundigheid op een onpartijdige en onafhankelijke wijze tot haar bevindingen en oordelen is gekomen. De bevindingen van de dierenarts zijn tevens onderbouwd met het overgelegde foto- en filmmateriaal. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid en onpartijdigheid van de dierenarts. Verweerder erkent voorts dat de toezichthouders op 12 april 2018 in de middag geconstateerd hebben dat was voldaan aan de maatregel uit de last onder dwangsom. Echter, in de ochtend was nog niet voldaan aan de maatregel. Aangezien appellant de maatregel vóór 4 april 2018 had moeten uitvoeren, heeft hij niet tijdig voldaan aan de last, aldus verweerder.