In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 oktober 2020, betreft het een geschil tussen V.O.F. [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. Appellante, die een zoogkoeienbedrijf exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld. Het College oordeelt dat de gronden van beroep te laat zijn ingediend, waardoor het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk is. Echter, het beroep tegen het vervangingsbesluit blijft ontvankelijk, omdat de termijnoverschrijding niet van toepassing is op dit besluit. Het College heeft vastgesteld dat de drie stierkalveren die appellante op de peildatum hield, niet onder de definitie van melkvee vallen, en heeft het fosfaatrecht vastgesteld op 63 kg, in plaats van de eerder vastgestelde 42 kg. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante.