Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2020 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder vrouwelijke runderen houdt dan het referentieaantal op de peildatum.
2 juli 2015. In beroep heeft appellante twee orderbevestigingen van 26 juni 2015 en een opdrachtbevestiging van 11 mei 2015 ingebracht. De orderbevestigingen van 26 juni 2015 zien op de aanschaf van betonplinten en keerwanden. In beide orderbevestigingen staat dat het gaat om een voorstel dat dient ter bespreking en dat deze voor akkoord ondertekend moeten worden teruggestuurd. De opdrachtbevestiging van 11 mei 2015 is de bevestiging voor het leveren van een melktank. In deze bevestiging staat dat de huidige melktank en koelmachine worden ingeruild voor een tank met een grotere capaciteit. De overgelegde orderbevestigingen zijn door appellante niet voor akkoord ondertekend. Deze bevestigingen dateren weliswaar van voor de peildatum van 2 juli 2015, maar daarmee heeft appellante niet aangetoond dat zij financiële investeringsverplichtingen is aangegaan die door de Regeling onredelijk zouden worden getroffen. Zij waren immers nog niet definitief. De e-mails van de Rabobank van september 2014 en mei 2015 laten enkel zien dat appellante een afspraak wilde maken voor een financieringsovereenkomst. Ter zitting heeft appellante toegelicht dat zij van de bank geen financiering heeft gekregen, omdat de melkprijs teveel was gezakt als gevolg van de fosfaatregelingen. Daarmee staat vast dat appellante via de bank geen onomkeerbare financieringsverplichtingen is aangegaan. Voor zover appellante heeft gesteld dat zij al op 24 juni 2015 opdracht heeft gegeven om een aanvraag voor een Nbw-vergunning in te dienen en een PAS-melding te doen, komt daaraan in de afweging geen gewicht toe. Bij de beoordeling of onomkeerbare investeringen zijn aangegaan wordt immers bekeken of sprake is van een verleende en onaantastbaar geworden vergunning. Dat was hier ten tijde van belang niet het geval.
Beslissing
mr. A.J. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 september 2020
.