ECLI:NL:CBB:2020:569
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting GLB en redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een randvoorwaardenkorting van 3% die is opgelegd aan appellante, een landbouwbedrijf, op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft deze korting vastgesteld na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2015, waarbij werd geconstateerd dat niet aan alle randvoorwaarden was voldaan. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Het College heeft de zaak op 27 juli 2020 behandeld.
Appellante betwist de rechtmatigheid van de korting en stelt dat de procedure te lang heeft geduurd, waardoor de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM zou zijn overschreden. Het College oordeelt echter dat de redelijke termijn begint te lopen vanaf het indienen van het bezwaarschrift en niet vanaf het opmaken van het rapport van bevindingen. De totale duur van de bezwaar- en beroepsprocedure is niet langer dan twee jaar, waardoor er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Het College concludeert dat de opgelegde randvoorwaardenkorting van 3% rechtmatig is, omdat de niet-naleving van de randvoorwaarden niet beperkt bleef tot het bedrijf van appellante. De ernst van de overtreding rechtvaardigt de korting, en er zijn geen gronden om deze te verlagen. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.