ECLI:NL:CBB:2020:555

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
17/975, 18/1331 en 18/1574
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid College van Beroep voor het Bedrijfsleven inzake openbaarmaking van milieu-informatie met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 augustus 2020, met zaaknummers 17/975, 18/1331 en 18/1574, wordt de bevoegdheid van het College besproken in het kader van verzoeken om openbaarmaking van milieu-informatie met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De appellanten, waaronder de Bijenstichting en Stichting NoordBrabants Landschap, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en verzochten om openbaarmaking van relevante documenten. Het College oordeelt dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van toepassing is op deze verzoeken, en niet de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb), omdat de vertrouwelijkheidsregelingen in de Europese verordeningen 1107/2009 en 528/2012 niet uitputtend zijn. Het College verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de beroepen, aangezien deze zijn ingesteld na de inwerkingtreding van de Wob, en de verzoeken om openbaarmaking niet onder de Wgb vallen. Dit betekent dat het College niet kan oordelen over de beroepen die betrekking hebben op verzoeken om openbaarmaking die na 1 september 2013 zijn ingediend. De uitspraak markeert een wijziging in de rechtspraak van het College, dat eerder wel bevoegd was om dergelijke verzoeken te behandelen. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in milieuzaken en de toepassing van de Wob in plaats van de Wgb voor verzoeken om openbaarmaking van milieu-informatie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 17/975, 18/1331 en 18/1574

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 augustus 2020 in de zaken tussen

de Bijenstichting, te Kolhorn, thans Vorden, en

Stichting NoordBrabants Landschap(NBL),
appellanten
(gemachtigde: mr. L.J. Smale),
en
het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden(Ctgb), verweerder
(gemachtigde: mr. D.S.P. Roelands-Fransen).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Bayer CropScience SA-NV(Bayer) in de zaken 18/1331 en 18/1574 en
Nufarm B.V.(Nufarm) in de zaak 17/795,
(gemachtigde: mr. E. Broeren),
Syngenta Crop Protection(Syngenta) in de zaak 18/1574,
(gemachtigde: M. Moonen),
BASF Nederland B.V.(BASF) in de zaak 18/1574, en
FMC Agricultural Products International AG(FMC) in de zaak 18/1574.

Procesverloop

Op 12 februari 2013 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 januari 2013 tot wijziging van de toelating van het gewasbeschermingsmiddel Calypso. In dit bezwaarschrift hebben zij verzocht om openbaarmaking van stukken en op 4 maart 2015 hebben zij het Ctgb in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen op dat verzoek. Op 9 juni 2017 hebben appellanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun verzoek van 12 februari 2013 (zaak 18/1574).
Op 27 februari 2017 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen vier besluiten van 16 januari 2017 tot wijziging van de toelating van de gewasbeschermingsmiddelen Gaucho Tuinbouw, Admire, Kohinor 700 WG en WOPRO Imidacloprid 70 WG. Tevens hebben zij verzocht om openbaarmaking van stukken en op 3 mei 2017 hebben zij het Ctgb in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen op dat openbaarmakingsverzoek. Op 9 juni 2017 hebben appellanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun verzoek van 27 februari 2017 (zaak 17/975).
Op 1 mei 2018 heeft de Bijenstichting bezwaar gemaakt tegen onder meer het besluit van 21 maart 2018 tot toelating van de biocide Maxforce quantum. In dit bezwaarschrift heeft zij verzocht om openbaarmaking van stukken en op 14 juni 2018 heeft zij het Ctgb in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen op het openbaarmakingsverzoek. Op 20 juli 2018 heeft de Bijenstichting beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek van 1 mei 2018 (zaak 18/1331).
Het Ctgb heeft verweerschriften ingediend.
Op 17 juni 2020 heeft in de drie beroepen een regiezitting plaatsgevonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2017, waar de beroepen gezamenlijk zijn behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen namens appellanten: mr. L.J. Smale, namens verweerder: mr. D.S.P. Roelands-Fransen en mr. M. Nielen, bijgestaan door mr. L. W.M. Bruininks, namens Bayer: R.M.M. Rombouts, bijgestaan door mr. E. Broeren en mr. A.A. Freriks, namens Nufarm: mr. E. Broeren en mr. A.A. Freriks, en namens Syngenta: M. Moonen. BASF en FMC hebben niet aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. De van belang zijnde bepalingen uit het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Århus), Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening 1107/2009), Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees parlement en de raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Verordening 528/2012), Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (Richtlijn 2003/4), de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb), de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Calypso is een gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof thiacloprid. Op 12 februari 2013 verzochten appellanten in verband met de wijziging van de toelating van Calypso om openbaarmaking van “het complete dossier van bovenvermeld besluit, waaronder (doch niet uitsluitend) (veld)studies, analyse- en testresultaten en die van de werkzame stof thiacloprid [...].” Op 4 maart 2020 heeft het Ctgb alsnog beslist op dit verzoek en een groot aantal documenten geheel of deels openbaar gemaakt en voor een aantal documenten het verzoek afgewezen.
3. Gaucho Tuinbouw, Admire, Kohinor 700 WG en WOPRO Imidacloprid 70 WG zijn gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof imidacloprid. Op 27 februari 2017 verzochten appellanten in verband met de wijziging van de toelatingen van deze gewasbeschermingsmiddelen om openbaarmaking van stukken die betrekking hebben op de besluiten van 16 januari 2017. Zij hebben daarbij verzocht “het complete dossier toe te zenden en tevens om alle milieu-informatie in het dossier openbaar te maken […] tevens gespecificeerd aan te geven welke studies, tests en informatie nog niet eerder onderdeel van de toelatingsbesluitvorming van deze middelen heeft uitgemaakt […] tevens per informatiebron juridisch te kwalificeren om welke studies/tests/analyses/milieu-informatie het gaat volgens de Uniforme beginselen voor het evalueren en toelaten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden opgenomen in Verordening 546/2011 en de diverse regels voor gegevensvereisten (Verordening 284/2013 […] dan wel andere Europese regels en/of de nationale regels en protocollen die daaraan uitwerking geven of die los daarvan tot onderzoek/analyse verplichten.” Op 3 augustus 2018 heeft het Ctgb het openbaarmakingsverzoek afgewezen, omdat de rapporten waarop de besluiten zijn gebaseerd al openbaar zijn en de in het beroepschrift van 9 juni 2017 gevraagde monitoringsgegevens niet in het bezit zijn van het Ctgb.
4. Maxforce quantum is een biocide op basis van de werkzame stof imidacloprid. Op 1 mei 2018 verzocht de Bijenstichting om openbaarmaking van stukken die betrekking hebben op de verlenging van de toelating van het complete dossier behorende bij dit besluit en om alle milieu-informatie in de meest brede zin waarvan bij de besluitvorming gebruik is gemaakt, openbaar te maken. Verder werd verzocht gespecificeerd aan te geven welke studies, tests en informatie nog niet eerder onderdeel van de toelatingsbesluitvorming van deze middelen hebben uitgemaakt, en werd verzocht aan te geven of van nieuwe monitoringsgegevens is uitgegaan. Bij besluit van 22 augustus 2018 heeft het Ctgb alsnog besloten om van de acht gevonden documenten er één (de aanvraag) deels openbaar te maken.
5. Appellanten hebben verzocht om openbaarmaking van milieu-informatie en andere stukken die betrekking hebben op een aantal besluiten tot (wijziging van de) toelating van een aantal gewasbeschermingsmiddelen en van een biocide. Zij beogen hiermee te bewerkstelligen dat de documenten voor eenieder openbaar worden gemaakt. Op dergelijke verzoeken is in beginsel de Wob van toepassing (de hoofdregel). Daaraan doet niet af dat deze verzoeken zijn gedaan in het kader van bezwaarprocedures tegen besluiten die zelf zijn genomen op grond van de Wgb.
6. Het is vaste rechtspraak dat de Wob als algemene openbaarmakingsregeling wijkt voor bijzondere regelingen, indien deze zijn neergelegd in een formele wet en de bijzondere regeling bovendien uitputtend van aard is. Dat laatste is het geval indien de regeling ertoe strekt te voorkomen dat door toepassing van de Wob afbreuk zou worden gedaan aan de goede werking van de materiële bepalingen in de bijzondere wet.
7. Voor gewasbeschermingsmiddelen is in artikel 63 van Verordening 1107/2009 een vertrouwelijkheidsregeling opgenomen en voor biociden in artikel 66 van Verordening 528/2012. Over artikel 63 van Verordening 1107/2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in haar uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:225, het volgende overwogen:
7. [...] In het tweede lid van artikel 63 van Verordening 1107/2009 is een opsomming opgenomen van de gegevens waarvan de openbaarmaking normaliter wordt geacht de bescherming van de commerciële belangen in het gedrang te brengen en waarvoor elke persoon op grond van het eerste lid om vertrouwelijke behandeling kan verzoeken. In het derde lid is evenwel bepaald dat het artikel geen afbreuk doet aan Richtlijn 2003/4. Deze richtlijn is de uitwerking van het Verdrag van Århus waarin de openbaarheid van milieu-informatie is verankerd. Richtlijn 2003/4 is geïmplementeerd in de Wob. Gelet hierop is in artikel 63 van Verordening 1107/2009 geen uitputtende openbaarmakingsregeling vervat die derogeert aan de Wob. Dat Verordening 1107/2009 geen uitputtende openbaarmakingsregeling bevat, blijkt ook uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 november 2016, Bayer CropScience, ECLI:EU:C:2016:890, waarin het Hof van Justitie het begrip “emissies in het milieu” uitlegde: [...].”
8. De verzoeken tot openbaarmaking die betrekking hebben op gewasbeschermingsmiddelen moeten dus beoordeeld worden op grond van de Wob, nu deze wet niet opzij gezet wordt door de vertrouwelijkheidsregeling in artikel 63 van Verordening 1107/2009.
9. In Verordening 528/2012 zijn geen aanknopingspunten te vinden om voor de daarin in artikel 66 opgenomen vertrouwelijkheidsregeling tot een ander oordeel te komen. Dit laatste ligt ook niet voor de hand, omdat gewasbeschermingsmiddelen en biociden vaak, zoals ook in deze zaken, werkzame stoffen bevatten die zowel in gewasbeschermingsmiddelen als in biociden voorkomen. Voor het verzoek tot openbaarmaking dat betrekking heeft op een biocide geldt dus ook dat daarop de Wob van toepassing is.
10. Omdat de gevraagde besluiten tot openbaarmaking besluiten zijn die op grond van de Wob, en niet op grond van de Wgb, (dienen te) worden genomen, is het College, gelet op artikel 8:6, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 4 in bijlage 2 bij de Awb, niet bevoegd om van de beroepen kennis te nemen aan. Evenmin is er een andere bepaling aan te wijzen waaraan het College ter beoordeling van deze beroepen rechtsmacht ontleent.
11. Het College is zich ervan bewust dat dit een breuk betekent met zijn eerdere rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 12 september 2014, ECLI:NL:CBB:2014:365). Deze rechtspraak nam een uitzondering op de hoofdregel aan vanwege de toen in de Wgb opgenomen uitputtende openbaarmakingsregelingen. Voor gewasbeschermingsmiddelen was dat artikel 43 van de Wgb (oud) en voor biociden was dat artikel 70 van de Wgb (oud). Artikel van de 43 Wgb is vervallen met de inwerkingtreding van Verordening 1107/2009, artikel 70 van de Wgb is vervallen met de inwerkingtreding van Verordening 528/2012. Sinds de inwerkingtreding van deze laatste verordening met ingang 1 september 2013 bevat de Wgb geen enkele vertrouwelijkheidsregeling meer en vanaf dat moment ontbreekt een uitputtende openbaarmakingsregeling in de Wgb op grond waarvan de Wob zou moeten wijken. Het College hanteert deze datum dan ook als tijdstip met ingang waarvan zijn hiervóór weergegeven rechtspraak wijzigt. Dit betekent dat het College zich onbevoegd acht te oordelen over beroepen die betrekking hebben op verzoeken om openbaarmaking zoals hier aan de orde en die na 1 september 2013 bij het College zijn ingediend, omdat vanaf dat moment het toetsingskader voor deze verzoeken niet de Wgb, maar de Wob is.
12. Nu de beroepen zijn ingesteld na 1 september 2013 betekent het voorgaande dat het College niet bevoegd is daarvan kennis te nemen. Daarmee is het College ook niet bevoegd om, zoals gevraagd, het beroep ter behandeling te verwijzen naar het Ctgb of te beslissen op het verzoek tot schadevergoeding.
13. Het College ziet geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Beslissing

Het College verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. R.C. Stam en mr. C.J. Borman,
in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen. De griffier is verhinderd te ondertekenen.

Bijlage

Verdrag van Århus

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag,
[…]
3. Wordt onder „milieu-informatie" verstaan alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschappen en natuurgebieden, biologische diversiteit en componenten daarvan, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid en straling, en activiteiten of maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, milieuakkoorden, beleid, wetgeving, plannen en programma's die de elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten binnen het toepassingsgebied van het voorgaande onderdeel a., en kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen gebruikt in milieubesluitvorming;
c. de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid, de menselijke levensomstandigheden, cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, voor zover deze worden of kunnen worden aangetast door de toestand van de elementen van het milieu of, via deze elementen, door de factoren, activiteiten of maatregelen bedoeld in het voorgaande onderdeel b.;
[…]

Artikel 4 Toegang tot milieu-informatie

1. Elke Partij waarborgt dat, met inachtneming van de volgende leden van dit artikel, overheidsinstanties, in antwoord op een verzoek om milieu-informatie, deze informatie beschikbaar stellen aan het publiek, binnen het kader van de nationale wetgeving, waaronder, desgevraagd en behoudens het navolgende onderdeel b., afschriften van de feitelijke documentatie die deze informatie bevat of omvat:
a. zonder dat een bepaald belang behoeft te worden gesteld;
b. in de verzochte vorm, tenzij:
i. het voor de overheidsinstantie redelijk is dit in een andere vorm beschikbaar te stellen, in welk geval het beschikbaar stellen in die vorm met redenen wordt omkleed; of
ii. de informatie al voor het publiek beschikbaar is in een andere vorm.
2. De milieu-informatie bedoeld in het bovenstaande eerste lid wordt zo spoedig mogelijk beschikbaar gesteld en uiterlijk binnen een maand nadat het verzoek is ingediend, tenzij de omvang en de ingewikkeldheid van de informatie een verlenging van deze termijn rechtvaardigen tot ten hoogste twee maanden na het verzoek. De verzoeker wordt ingelicht over elke verlenging en over de redenen die deze rechtvaardigen.
3. Een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd indien:
a. de overheidsinstantie waaraan het verzoek is gericht de verzochte milieu-informatie niet bezit;
b. het verzoek kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze is geformuleerd; of
c. het verzoek nog onvoltooid materiaal of interne mededelingen van overheidsinstanties betreft, wanneer in een dergelijke uitzondering is voorzien in het nationale recht of bestendig gebruik, met inachtneming van het openbare belang dat met bekendmaking wordt gediend.
4. Een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd indien de bekendmaking een nadelige invloed zou hebben op:
a. de vertrouwelijkheid van het handelen van overheidsinstanties, wanneer in dergelijke vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal recht;
b. internationale betrekkingen, nationale defensie of openbare veiligheid;
c. de rechtspleging, de mogelijkheid van een persoon een eerlijk proces te verkrijgen of de bevoegdheid van een overheidsinstantie om een onderzoek te verrichten van strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aard;
d. de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie bij wet beschermd wordt om een legitiem economisch belang te beschermen. Binnen dit kader wordt informatie over emissies bekend gemaakt die van belang is voor de bescherming van het milieu;
e. intellectuele eigendomsrechten;
f. de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en/of -dossiers met betrekking tot een natuurlijk persoon wanneer die persoon niet heeft ingestemd met bekendmaking van de informatie aan het publiek, wanneer in deze vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal recht;
g. de belangen van een derde die de verzochte informatie heeft verstrekt zonder dat deze derde wettelijk verplicht is of wettelijk verplicht kan worden dat te doen, en wanneer die derde niet instemt met het vrijgeven van het materiaal; of
h. het milieu waarop de informatie betrekking heeft, zoals de voortplantingsgebieden van zeldzame soorten.
De bovengenoemde gronden voor weigering worden restrictief uitgelegd, met inachtneming van het met bekendmaking gediende openbare belang en in aanmerking nemend of de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.

Verordening 1107/2009 (Gewasbeschermingsmiddelenverordening)

Artikel 63 Vertrouwelijkheid

1. Een persoon die verzoekt om vertrouwelijke behandeling van de informatie die hij uit hoofde van deze verordening indient, verstrekt een verifieerbare verantwoording om aan te tonen dat openbaarmaking zijn commerciële belangen of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke integriteit in het gedrang kan brengen.
2. Openbaarmaking van de volgende informatie wordt normaliter geacht de bescherming van de commerciële belangen of van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van de betrokkenen in het gedrang te brengen:
a. a) de productiemethode;
b) de specificatie van de onzuiverheid van de werkzame stof, met uitzondering van de onzuiverheden die in toxicologisch, ecotoxicologisch of ecologisch opzicht als relevant worden beschouwd;
c) de resultaten over productiepartijen van de werkzame stof die onzuiverheden bevatten;
d) de methoden voor de analyse van onzuiverheden in de werkzame stof zoals die geproduceerd wordt, met uitzondering van de methoden voor onzuiverheden die in toxicologisch, ecotoxicologisch of ecologisch opzicht als relevant worden beschouwd;
e) de banden tussen een producent of importeur en de aanvrager of de houder van de toelating;
f) informatie over de volledige samenstelling van een gewasbeschermingsmiddel;
g) namen en adressen van personen die betrokken zijn bij tests op gewervelde dieren.
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (19).

Verordening 528/2012 (Biocidenverordening)

Artikel 66 Vertrouwelijkheid

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (50) (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELLAR:fa07f386-c733-11e1-b84a-01aa75ed71a1&from=nl) en de overeenkomstig artikel 118, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 door de raad van bestuur van het agentschap vastgestelde regelingen zijn van toepassing op de documenten die het agentschap voor de uitvoering van deze verordening bijhoudt.
2. Het agentschap en de bevoegde autoriteiten weigeren de toegang tot informatie indien de openbaarmaking de bescherming van commerciële belangen of de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van de betrokkenen in het gedrang zou brengen.
Openbaarmaking van de volgende informatie wordt normaliter geacht de bescherming van de commerciële belangen of de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van de betrokkenen in gevaar te brengen:
a. a) bijzonderheden betreffende de volledige samenstelling van een biocide;
b) de precieze hoeveelheid van de werkzame stof of het biocide die wordt vervaardigd of op de markt wordt aangeboden;
c) de banden tussen de fabrikant van een werkzame stof en de voor het in de handel brengen van een biocide verantwoordelijke persoon of tussen de voor het in de handel brengen van een biocide verantwoordelijke persoon en de distributeurs van het product;
d) namen en adressen van personen die betrokken zijn bij proeven op gewervelde dieren.
Wanneer evenwel onmiddellijk optreden absoluut noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid van mens en dier, de veiligheid of het milieu, dan wel om andere redenen van hoger openbaar belang, maakt het agentschap of een bevoegde autoriteit de in dit lid bedoelde informatie openbaar.
3. Onverminderd lid 2, wordt, nadat de toelating is verleend, de toegang tot de volgende informatie in geen geval geweigerd:
a. a) de naam en het adres van de houder van de toelating;
b) de naam en het adres van de fabrikant van het biocide;
c) de naam en het adres van de fabrikant van de werkzame stof;
d) het gehalte aan werkzame stoffen in het biocide en de naam van het biocide;
e) de fysische en chemische gegevens betreffende het biocide;
f) de manieren waarop de werkzame stof of het biocide onschadelijk kan worden gemaakt;
g) een samenvatting van de resultaten van de krachtens artikel 20 vereiste proeven om de werkzaamheid van het product en de effecten ervan op mens, dier en milieu en, indien van toepassing, de resistentiebevorderende werking ervan, vast te stellen;
h) de aanbevolen methoden en voorzorgsmaatregelen om de gevaren bij hantering, vervoer en gebruik alsook bij brand of andere mogelijke ongelukken te beperken;
i. i) de veiligheidsinformatiebladen;
j) de analysemethoden, bedoeld in artikel 19, lid 1, onder c);
k) de methoden voor het verwijderen van het product en de verpakking daarvan;
l) de te volgen procedures en de te nemen maatregelen bij morsen of lekken;
m) te verlenen eerste hulp en medisch advies bij persoonlijke ongevallen.
4. Elke persoon die in het kader van deze verordening informatie betreffende een werkzame stof of biocide bij het agentschap of bij een bevoegde autoriteit indient, kan vragen dat de in artikel 67, lid 3, vermelde informatie niet openbaar wordt gemaakt, mits hij motiveert waarom de openbaarmaking van die informatie zijn commerciële belangen of die van een andere betrokken partij kan schaden.

Richtlijn 2003/4

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. milieu-informatie": alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:
a. a) de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a) bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c) maatregelen (met inbegrip van bestuurlijke maatregelen), zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma's, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a) en b) bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c) bedoelde maatregelen en activiteiten;
f) de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door het genoemde onder b) of c);
[…]

Artikel 3

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overheidsinstanties, overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn, ertoe gehouden zijn de milieu-informatie waarover zij beschikken, of die voor hen wordt beheerd, aan elke aanvrager op verzoek beschikbaar te stellen, zonder dat deze daarvoor een belang hoeft aan te voeren.
[…]

Artikel 4

1. De lidstaten kunnen bepalen dat een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd, indien:
a. a) de gevraagde informatie niet in het bezit is van of wordt beheerd voor de overheidsinstantie waaraan het verzoek is gericht. Wanneer die overheidsinstantie in een dergelijk geval er kennis van heeft dat de informatie in het bezit is van of beheerd wordt voor een andere overheidsinstantie, geeft zij het verzoek zo spoedig mogelijk aan die andere instantie door en stelt zij de aanvrager daarvan in kennis of licht zij de aanvrager in over de overheidsinstantie waarbij naar haar mening de verzochte informatie kan worden aangevraagd;
b) het verzoek kennelijk onredelijk is;
c) het verzoek te algemeen geformuleerd is, rekening houdend met artikel 3, lid 3;
d) het verzoek nog onvoltooid materiaal of onvoltooide documenten of gegevens betreft;
e) het verzoek interne mededelingen betreft, rekening houdend met het openbaar belang dat met bekendmaking wordt gediend.
Indien een verzoek wordt geweigerd op grond van het feit dat het nog onvoltooid materiaal betreft, dient de overheidsinstantie de naam te vermelden van de instantie die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het materiaal, alsmede het geschatte tijdstip van voltooiing.
2. De lidstaten kunnen bepalen dat een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd, indien openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan een van de volgende punten:
a. a) Het vertrouwelijke karakter van handelingen van overheidsinstanties, indien deze vertrouwelijkheid bij wet is voorzien;
b) internationale betrekkingen, openbare veiligheid of nationale defensie;
c) de rechtsgang, de mogelijkheid voor een persoon om een eerlijk proces te krijgen of de mogelijkheid voor een overheid om een onderzoek van strafrechtelijke of disciplinaire aard in te stellen;
d) de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie, wanneer deze vertrouwelijkheid bij de nationale of de communautaire wetgeving geboden wordt om een gewettigd economisch belang te beschermen, met inbegrip van het algemeen belang dat met statistische en fiscale geheimhouding is gediend;
e) intellectuele-eigendomsrechten;
f) de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en/of -dossiers met betrekking tot een natuurlijk persoon wanneer die persoon niet heeft ingestemd met bekendmaking van de informatie aan het publiek, wanneer in deze vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal of Gemeenschapsrecht;
g) de belangen of de bescherming van iedere persoon die de verzochte informatie op vrijwillige basis heeft verstrekt, zonder daartoe wettelijk verplicht te zijn of te kunnen worden, tenzij die persoon ermee heeft ingestemd dat de betrokken informatie wordt vrijgegeven;
h) de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals de habitat van zeldzame soorten.
De in de leden 1 en 2 genoemde gronden voor weigering worden restrictief uitgelegd, met voor het specifieke geval inachtneming van het met bekendmaking gediende openbare belang. In elk afzonderlijk geval dient het algemene belang dat is gediend met openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken. De lidstaten kunnen het bepaalde in lid 2, onder a), d), f), g) en h), niet als grondslag aanzien om te bepalen dat een verzoek kan worden geweigerd indien het betrekking heeft op informatie over emissies in het milieu. In dit verband en met het oog op de toepassing van punt f) zorgen de lidstaten ervoor dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens wordt nageleefd.
[…]

Wob

Artikel 2

1. Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
[...]

Artikel 3

Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
[...]

Wgb

Artikel 3 College

Er is een College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het college bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 4 Taken college

1. Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 75 van verordening (EG) 1107/2009. Het college is in dat kader belast met het optreden als rapporteur lidstaat voor de beoordeling van werkzame stoffen, beschermstoffen en synergisten, alsmede met de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, overeenkomstig verordening (EG) 1107/2009.
2. Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 81, eerste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012, tenzij in deze wet anders is bepaald.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan het college andere taken worden opgedragen, die samenhangen met het op de markt brengen of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.
4. In afwijking van het eerste lid is Onze Minister van Economische Zaken belast met het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 67, eerste lid, derde tekstblok, van verordening (EG) 1107/2009.
5. In afwijking van het eerste lid verstrekt de houder van een toelating aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit informatie over het verkoopvolume van gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 67, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Artikel 43 Wgb (oud) Openbaarmaking en vertrouwelijkheid.

1. Het college of Onze Minister besluit in afwijking van de Wet openbaarheid van bestuur en in afwijking van de artikelen 3:7, tweede lid, 3:11, tweede lid, 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht over de openbaarmaking van bij het college onderscheidenlijk Onze Minister aanwezige gegevens inzake toelating of vrijstelling van gewasbeschermingsmiddelen op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. Een aanvrager van een toelating kan het college gemotiveerd meedelen welke commercieel gevoelige informatie waarvan bekendmaking hem op industrieel of commercieel gebied zou kunnen schaden, voor iedereen behalve het college en de Commissie van de Europese Gemeenschappen vertrouwelijk blijft. Het college behandelt voornoemde commercieel gevoelige informatie vertrouwelijk als het college de motivering aanvaardt.
3. Het college neemt de nodige stappen om de vertrouwelijkheid van de volledige samenstelling van productformules te garanderen.
4. Het college behandelt informatie, die door andere lidstaten als vertrouwelijk is gekwalificeerd, vertrouwelijk.
5. De volgende informatie wordt niet als vertrouwelijk beschouwd:
[…]

Artikel 70 Wgb (oud) Openbaarmaking en vertrouwelijkheid

1. Het college of Onze Minister besluit in afwijking van de Wet openbaarheid van bestuur en in afwijking van de artikelen 3:7, tweede lid, 3:11, tweede lid, 7.4, zevende lid, 7:18, zevende lid en 8:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht over de openbaarmaking van bij het college onderscheidenlijk Onze Minister aanwezige gegevens inzake toelating van biociden op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. Een aanvrager van een toelating kan het college gemotiveerd meedelen welke commercieel gevoelige informatie waarvan bekendmaking hem op industrieel of commercieel gebied zou kunnen schaden, voor iedereen behalve het college en de Commissie van de Europese Gemeenschappen vertrouwelijk blijft. Het college behandelt voornoemde commercieel gevoelige informatie vertrouwelijk als het college de motivering aanvaardt.
3. Het college neemt de nodige stappen om de vertrouwelijkheid van de volledige samenstelling van productformules te garanderen, indien de aanvrager dit wenst.
4. Het college behandelt informatie, die door andere lidstaten als vertrouwelijk is gekwalificeerd, vertrouwelijk.
5. De volgende informatie wordt in geen geval als vertrouwelijk beschouwd:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de naam en het adres van de fabrikant van de biocide;
c. de naam en het adres van de fabrikant van de werkzame stof;
d. de naam en het gehalte van de werkzame stof en de naam van de biocide;
e. de namen van andere stoffen die uit hoofde van titel 9.2 van de Wet milieubeheer als gevaarlijk worden beschouwd en een rol spelen bij de indeling van het product;
f. de fysische en chemische eigenschappen van de werkzame stof en de biocide;
g. de wijzen waarop de biocide onschadelijk kan worden gemaakt;
h. een beknopt overzicht van de resultaten van de krachtens artikel 49 vereiste proeven die ertoe strekken de werkzaamheid en de effecten van de stof of het product op mens, dier en milieu en, indien van toepassing, de resistentiebevorderende werking ervan vast te stellen;
i. de aanbevolen methoden en voorzorgsmaatregelen om de gevaren bij hantering, opslag, vervoer, gebruik, alsmede bij brand of andere mogelijke ongelukken te beperken;
j. veiligheidsinformatiebladen;
k. de analysemethoden die bij de beoordeling zijn toegepast;
l. de methoden voor het verwijderen van het product en de verpakking daarvan;
m. de te volgen procedures en de te nemen maatregelen bij morsen of lekken;
n. de te verlenen eerste hulp en medisch advies bij persoonlijke ongevallen.
6. Indien de aanvrager, de fabrikant of de importeur van de biocide of van de werkzame stof op een later tijdstip informatie vrijgeeft die voordien vertrouwelijk was, wordt het college daarvan op de hoogte gebracht.
7. Onze Minister kan voor de uitvoering van communautaire maatregelen nadere regels stellen over de openbaarmaking van informatie.

Awb

Artikel 8:6

1 Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
[...]
Awb Bijlage 2Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)

Artikel 4 Beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
[...]
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met uitzondering van de artikelen 90 en 108
[...]