ECLI:NL:CBB:2020:351
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluiten inzake fosfaatreductieplan en heffingen voor melkveehouders
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de heffingen die zijn opgelegd op basis van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. De appellante, een melkveehouder, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister die hoge geldsommen oplegden voor de periodes 1, 2 en 3 van de regeling. De bezwaarfase is bedoeld voor heroverweging van eerder genomen besluiten, maar het bestuursorgaan is niet verplicht om ambtshalve gronden te betrekken bij deze heroverweging. De appellante betoogde dat zij ten onrechte niet als knelgeval was aangemerkt, maar het College oordeelde dat de minister niet verplicht was om de besluiten te herzien, omdat de appellante haar verzoek te laat had ingediend. Het College concludeerde dat de inningstermijn in de Regeling niet dwingend is, maar regelend van aard, en dat de minister bevoegd was om de heffingen op te leggen, ook nadat de termijn was verstreken. De beroepsgrond van de appellante dat de heffing over periode 1 niet meer geïnd mocht worden, werd eveneens verworpen. Het College verklaarde het beroep ongegrond.