Op 12 mei 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een hoger beroep van Stichting een Dier een Vriend tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak betreft een verzoek om handhaving tegen Unilever en Kaasboer De Kaaswinkel.nl wegens misleidende etikettering van zuivelproducten die als plantaardig worden verkocht, maar koemelk bevatten. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat zij volgens de rechtbank geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het tegengaan van misleidende etikettering niet het doel van appellante was, die zich richt op het bevorderen van de rechten van dieren en de volksgezondheid.
Het College heeft echter geoordeeld dat appellante wel degelijk belanghebbende is, omdat haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden in verband staan met de misleidende etikettering. Het College heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. De minister is opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de aanwijzingen van het College. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.100,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van organisaties als belanghebbenden in handhavingsverzoeken, mits zij een algemeen of collectief belang behartigen dat rechtstreeks bij het besluit betrokken is.