Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 april 2020 op de hoger beroepen van:
de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
[naam 1] , te [plaats 1] ( [naam 1] )
[naam 1] en ACM
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
is op 10 februari 2009 failliet verklaard. De activiteiten van [naam 2] zijn op 13 februari 2009 overgenomen door [naam 3] .
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het hoger beroep van ACM
ACM stelt dat er een significante groep afnemers is met een specifieke vraag naar blending in combinatie met opslag. Echter, vrijwel alle grote afnemers – bijvoorbeeld [naam 6] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] , beschikken zelf over blendingsinstallaties en –capaciteit. Deze afnemers waren in het geheel niet afhankelijk van koel- en vrieshuizen die de combinatie van opslag en blending aanboden. Dit roept de vraag op welke significante groep van afnemers ACM concreet voor ogen heeft gehad. [naam 1] merkt op dat in de periode 2007 tot en met 2009 er een groot aantal aanbieders van opslag in combinatie met blending actief was. [naam 1] noemt vijftien namen. [naam 2] was een speler van geringe betekenis op de combinatie “opslag en blending”-markt. Bovendien was [naam 2] niet gevestigd in [plaats 3] zodat de concurrentiedruk die zij in theorie zou kunnen uitoefenen verder aan betekenis inboet. De veronderstelling dat er geen reële alternatieven zouden bestaan voor aanbieders buiten [plaats 3] wordt niet bevestigd door informatie van de Europese vereniging van koel- en vrieshuizen. Nederland was aantrekkelijk vanwege de lage tarieven en niet vanwege de ligging of faciliteiten. Naarmate de goederen langer in opslag staan, worden de transportkosten minder belangrijk. En dat het “bederfelijke waar” betreft, is de reden dat de goederen worden ingevroren. De desbetreffende goederen zijn daarom voor alle vrieshuizen in Europa interessant. Hoe langer de opslag des te minder belangrijk zijn de transportkosten maar belangrijker de eindbestemming van de goederen. Wat ACM stelt over de [plaats 3] haven geldt in gelijke mate voor de haven van [plaats 4] , [plaats 5] , [plaats 6] en zelfs [plaats 7] .
ACM heeft zich een beeld gevormd van de aard van de betrokken diensten en de concurrentiedruk waarmee de betrokken ondernemingen werden geconfronteerd. ACM heeft de betrokken ondernemingen zelf, belangrijke afnemers, concurrenten en andere relevante partijen in het concurrentieveld bevraagd. Op basis van dit onderzoek heeft ACM geconcludeerd dat de verweten gedragingen plaatsvonden in een specifiek deel van de productieketen (de geïntegreerde dienst van opslag en blending), dat de keuze van afnemers voor een aanbieder in dit deel van de productieketen voornamelijk wordt bepaald door de ligging van het koel- en vrieshuis ten opzichte van de geografische route die de te bewerken vruchtensappen en concentraten afleggen, die wordt bepaald op grond van een complex samenstel van logistieke elementen waarin de prijs van de geïntegreerde dienst van opslag en blending een ondergeschikte rol speelt, en dat de bevraagden geen buitenlandse aanbieders noemden als reële buitenlandse alternatieven.
wijst verder op de concurrentiedruk van verticaal geïntegreerde aanbieders (bottelaars). ACM heeft onweersproken toegelicht dat deze aanbieders ten tijde van belang feitelijk geen alternatief boden voor de geïntegreerde dienst van opslag en blenden. Dat [naam 2] een kleine speler was die niet actief was in [plaats 3] doet niet af aan de conclusies van ACM ten aanzien van de concurrentiedruk. Bij het marktonderzoek gaat het om het in kaart brengen van de concurrentiedruk in zijn geheel en niet alleen de concurrentiedruk die [naam 2] ervoer of uitoefende.