In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 februari 2019, wordt de zaak behandeld tussen een vennootschap onder firma en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De vennootschap heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister dat betrekking heeft op de vaststelling van de basis- en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2016. De minister had eerder een bedrag vastgesteld dat de vennootschap zou ontvangen, maar dit bedrag werd in een later besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de minister het oorspronkelijke besluit handhaafde met een gewijzigde motivering.
De kern van het geschil betreft de vraag of een door de vennootschap opgegeven akkerrand op perceel 25 voldoet aan de voorwaarden voor een ecologisch aandachtsgebied. De minister heeft vastgesteld dat de akkerrand niet voldoet aan de voorwaarden omdat er landbouwproductie op plaatsvindt. De vennootschap betwist dit en stelt dat perceel 25 als akkerrand moet worden aangemerkt ten opzichte van een ander perceel, waardoor het wel aan de voorwaarden zou voldoen.
Het College overweegt dat voor een akkerrand die als ecologisch aandachtsgebied kan worden aangemerkt, er geen landbouwproductie op mag plaatsvinden. De minister heeft in zijn besluit uiteengezet dat de opgegeven akkerrand niet voldoet aan de voorwaarden, en het College concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat perceel 25 niet als onbeheerde akkerrand kan worden aangemerkt. Het beroep van de vennootschap wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.