4.3Tot slot stelt Ducor dat ACM er ten onrechte aan voorbij gaat dat de afnamehoeveelheid (elektriciteitsverbruik) niet bepalend is voor de bijdrage van een afnemer in de dekking van de kosten die Huntsman maakt voor het transport van elektriciteit van die afnemer. Ook als een gebruiker ervoor kiest geen of weinig elektriciteit af te nemen, moet Huntsman kosten maken voor het aanleggen en in stand houden van de elektriciteits-infrastructuur naar deze afnemer.
5. Huntsman sluit zich aan bij het standpunt van ACM. Huntsman benadrukt dat in artikel 29, tweede lid, van de E-wet alleen staat dat een netbeheerder transporttarieven kan differentiëren naar spanningsniveau, maar dat de E-wet geen verplichting bevat om dit te doen. De Tarievencode Elektriciteit, waarin het cascadestelsel is opgenomen waarbij in het transporttarief voor iedere transportstap de tarieven voor het transport van elektriciteit over de hogere transporttrappen zijn begrepen, geldt niet voor de eigenaar van een GDS. Daaraan voegt Huntsman toe dat volgens haar uit § 5.5 van de “Interpretative Note on Directive 2009/72/EC Concerning Common Rules for the Internal Market in Electricity and Directive 2009/73/EC Concerning Common Rules for the Internal Market in Natural Gas” van 22 januari 2010 volgt dat ACM bij de toetsing van de methode niet alleen rekening dient te houden met de belangen van Ducor, maar ook met de belangen van Huntsman, waaronder – gegeven het feit dat het beheren van een GDS niet tot haar core business behoort – het belang van een eenvoudig te hanteren methode voor het berekenen van tarieven ter beperking van de administratieve lasten. Voorts heeft Huntsman gewezen op het rapport “Belemmeringen in nettarieven” van de Overlegtafel energievoorziening van mei 2018, waarin op pagina 45 is vermeld dat “op het laagste spanningsniveau de tariefdrager kWh in beginsel voor 84% bepalend is voor de hoogte van de netkosten van de afnemer.” Overigens bestrijdt Huntsman dat Ducor als ongelijk geval kan worden bestempeld, omdat Ducor eveneens is aangesloten op het 10 kv-netdeel.
6 Het beroep van Ducor slaagt naar het oordeel van het College niet. Niet in geschil is dat het totaal van kosten dat Huntsman doorberekent aan de afnemers in overeenstemming is met de daadwerkelijke kosten die verband houden met het GDS. Het College ziet daarom geen reden om er op die grond aan te twijfelen dat de door Huntman gehanteerde methode voor het toerekenen van tarieven niet in overeenstemming zou zijn met de in artikel 15, achtste lid, van de E-wet neergelegde eis dat de ontheffinghouder de kosten die verband houden met het beheer van zijn net moet toerekenen aan de activiteiten die deze kosten veroorzaken. De te beantwoorden vraag, gelet op haar beroep op het discriminatieverbod en de wijze waarop Ducor dit heeft uitgewerkt, is of Huntsman een zodanige tariefdifferentiatie had moeten doorvoeren dat Ducor verhoudingsgewijs minder in rekening zou worden gebracht dan de afnemers die uitsluitend op het 10 kv-netvlak zijn aangesloten. Het College stelt voorop dat artikel 15, achtste lid, noch artikel 29, tweede lid, tweede volzin, van de E-wet de eigenaar van een GDS ertoe verplicht een verschillend tarief te hanteren voor aangeslotenen op verschillende spanningsniveaus. Artikel 29, tweede lid, tweede volzin, van de E-wet biedt weliswaar de mogelijkheid tot differentiatie van transporttarieven aan de hand van het spanningsniveau (middels het zogenoemde cascadestelsel), maar bevat geen verplichting daartoe. Voorts hecht het College waarde aan het door Huntsman benadrukte argument dat met een nadere differentiatie administratieve lasten zijn gemoeid. Het College ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat Huntsman onder de gegeven omstandigheden in weerwil van deze lasten gehouden zou zijn tot het maken van het door Ducor bepleite onderscheid. Ducor heeft geen concrete gegevens aangevoerd die hierop wijzen. Daarbij tekent het College aan dat het alleen kennis heeft kunnen nemen van de hem ter beschikking staande gegevens uit het zogenaamde openbare dossier, aangezien Ducor toestemming aan het College heeft onthouden om kennis te nemen van stukken waarvan de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht. Het College ziet, mede gelet op hetgeen Huntsman hieromtrent heeft aangevoerd, voorts geen reden om in dit geval te twijfelen aan de geschiktheid van de afnamehoeveelheid (elektriciteitsverbruik) als maatstaf voor de bijdrage van een afnemer in de dekking van de kosten die Huntsman maakt voor het transport van elektriciteit van die afnemer. Het College ziet te meer geen aanleiding om Ducor te volgen nu zij in reactie op de gemotiveerde stelling van Huntsman dat Ducor naast op het 25 kv-netdeel ook op het 10 kV-netdeel is aangesloten, de juistheid van deze stelling niet wezenlijk heeft betwist, maar er mee heeft volstaan het belang van laatstgenoemde aansluiting te bagatelliseren.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.