In deze zaak heeft appellant, een ondernemer die dieren verhandelt, een schriftelijke waarschuwing ontvangen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze waarschuwing volgde op een controle op 24 februari 2018, waarbij werd vastgesteld dat appellant zonder een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) dieren verhandelde op een vogelbeurs in Zwolle. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarschuwing, maar de minister verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, omdat volgens hem de waarschuwing geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en moest beoordelen of de waarschuwing van de minister daadwerkelijk als een besluit kan worden aangemerkt. Appellant stelde dat de waarschuwing rechtsgevolgen had, omdat deze hem verplichtte om te voldoen aan bepaalde voorwaarden voor het verhandelen van dieren. De minister daarentegen betoogde dat de waarschuwing geen wettelijke basis had en niet als een besluit kon worden beschouwd, omdat deze niet was gebaseerd op een wettelijk voorschrift.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde het College dat de waarschuwing niet gericht was op rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van de Awb was. Het College oordeelde dat de waarschuwing slechts een constatering was van een overtreding en geen bindende verplichtingen oplegde aan appellant. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en het College kwam niet toe aan de inhoudelijke argumenten van appellant, aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.