In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 december 2019, zaaknummer 18/583, staat de aanvraag van appellante, een maatschap, centraal voor de uitbetaling van betalingsrechten in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor het jaar 2017. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in een eerder besluit van 3 januari 2018 de aanvraag van appellante afgewezen, wat leidde tot een bezwaar dat ongegrond werd verklaard in een besluit van 16 maart 2018. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2019 heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. Het geschil betreft drie percelen die appellante heeft opgegeven voor uitbetaling. De minister had aanvankelijk aangegeven dat perceel 5 subsidiabel was, maar dat de percelen 29 en 33 niet aan de eisen voldeden omdat appellante geen gebruikstitel zou hebben. Het College heeft vastgesteld dat appellante wel degelijk over een rechtsgeldige gebruikstitel beschikte, ondanks de hypotheek die op de percelen rustte.
Het College concludeert dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust en vernietigt dit besluit. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van het College. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.024,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten in het bestuursrecht en de rechten van landbouwers onder het GLB.