Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Procesverloop in hoger beroep
De tussenuitspraak en de beoordeling van het geschil in hoger beroep
Kommanditgesellschaft(KG) en dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het College heeft ACM opgedragen dit gebrek te herstellen. Het College heeft overwogen dat ACM, afhankelijk van de conclusies van het nader onderzoek, de boeteoplegging ten aanzien van elk van de beherend vennoten nader zal moeten onderbouwen danwel de boeteoplegging aan de beherend vennoten zal moeten herroepen.
Ook een belangrijke aanwijzing hiervoor is de onbeperkte persoonlijke aansprakelijkheid volgens Duits recht van [naam 2] en [naam 3] als beherend vennoten. Deze vormt een prikkel om gebruik te maken van de zeggenschap. Verder waren [naam 2] en [naam 3] individueel vertegenwoordigingsbevoegd. Dit is een volgende aanwijzing dat beide beherende vennoten beslissende invloed hadden.
Ook ziet ACM in de aanwezigheid van [naam 2] bij de kartelbesprekingen een belangrijke aanwijzing dat hij beslissende invloed uitoefende op de KG. Alhoewel er geen bewijs is dat [naam 3] aanwezig was bij de kartelbesprekingen had hij op grond van de vennootschapsovereenkomst de mogelijkheid om bij het overschrijden van de vertegenwoordigingsbevoegdheid in te grijpen.
Ten slotte is het volgens ACM aannemelijk dat [naam 2] en [naam 3] beslissende invloed hebben willen uitoefenen op de KG, gelet op hun financiële belang bij de onderneming.
Beirat(raad van toezicht), maar deze is door ACM volledig buiten beschouwing gelaten. De
Beirathad een bindend adviesrecht ten aanzien van minder materiële (meer alledaagse) commerciële besluiten en beide beherend vennoten konden zich tot hem wenden als zij het onderling niet eens werden. De
Beiratbestond ten tijde van de overtreding uit [naam 4] .
[naam 3] daadwerkelijk beslissende invloed uitoefenden op het marktgedrag van de KG dient ACM alle relevante factoren betreffende de economische, organisatorische en juridische banden tussen de KG en de vennoten in kaart te brengen (vergelijk de uitspraak van het College van 19 maart 2019, ECLI:NL:CBB:2019:120). Onder verwijzing naar de tussenuitspraak overweegt het College verder dat, gelet op het beginsel van persoonlijke verantwoordelijkheid dat bij het opleggen van een punitieve sanctie in acht moet worden genomen, ACM in dit geval ten aanzien van de beide vennoten [naam 2] en [naam 3] individueel moet onderbouwen dat zij daadwerkelijk beslissende invloed op het marktgedrag van de KG hebben uitgeoefend.
Beiratniet heeft onderzocht. Bovendien heeft ACM geen onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke uitoefening door de vennoten van hun bevoegdheden.
Beslissing
- herroept het besluit van 16 december 2010 voor zover daarbij aan [naam 2] en [naam 3] een boete is opgelegd en zij hoofdelijke aansprakelijk zijn gesteld voor het geheel;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 811,- aan appellanten te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 17.226,15.