ECLI:NL:CBB:2019:647
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.L. van der Beek
- E.R. Eggeraat
- J.H. de Wildt
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de melkveefosfaatreferentie en de status van houder van jongvee
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een V.O.F. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van de melkveefosfaatreferentie (MVFR). De appellante, een V.O.F., was het niet eens met de vaststelling van haar MVFR op 3.559 kg fosfaat, omdat de minister geen rekening had gehouden met jongvee dat zij in 2013 elders had ondergebracht. De minister stelde dat appellante niet als houder van dat jongvee kon worden aangemerkt, omdat zij geen eigenaar of huurder was van de stal waar het jongvee verbleef en de verzorging door een andere landbouwer plaatsvond.
De appellante voerde aan dat zij wel degelijk als houder van het jongvee moest worden aangemerkt, omdat zij verantwoordelijk was voor de kosten en de verzorging van het jongvee, ondanks dat het jongvee in een stal van een opfokker verbleef. Het College oordeelde dat de vraag wie de houder van het jongvee was, beantwoord moest worden aan de hand van de feitelijke situatie. Het College kwam tot de conclusie dat appellante in 2013 niet als houder van het jongvee kon worden aangemerkt, omdat zij geen zeggenschap had over de stal en het jongvee feitelijk door de opfokker werd verzorgd.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister bij de vaststelling van de MVFR terecht geen rekening had gehouden met het jongvee van appellante. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.