ECLI:NL:CBB:2019:628
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling en startersregeling in het fosfaatrechtenstelsel
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 november 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante, een V.O.F., en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de toepassing van de Meststoffenwet (Msw) en het Uitvoeringsbesluit Msw, specifiek de knelgevallenregeling en de startersregeling. Appellante heeft in beroep gesteld dat zij ten onrechte geen aanspraak kan maken op de knelgevallenregeling, omdat zij van mening is dat haar fosfaatrecht ten onrechte is vastgesteld en dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt door de regelgeving.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante heeft haar oude bedrijfslocatie verkocht en een nieuwe locatie verworven, maar op de peildatum van 2 juli 2015 was haar veestapel kleiner dan beoogd. Verweerder heeft het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de aanwezige dieraantallen op de peildatum en heeft de generieke korting van 8,3% toegepast. Appellante betoogt dat de niet gerealiseerde uitbreiding van haar veestapel in aanmerking moet worden genomen voor de 5%-drempel van de knelgevallenregeling, maar het College oordeelt dat dit niet kan, omdat niet gerealiseerde uitbreidingen niet meetellen.
Het College heeft geoordeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor de startersregeling, omdat haar verzoek te laat is ingediend. Ook het beroep op de knelgevallenregeling is afgewezen, omdat appellante niet heeft aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.