In deze zaak gaat het om een beroep van appellante, een melkveehouderij, tegen de afwijzing van haar verzoek om een verhoging van het fosfaatrecht na de gedwongen verplaatsing van haar bedrijf vanwege de aanleg van een verkeersrotonde. Appellante verhuisde op 1 juni 2015 van haar oude locatie in [plaats 2] naar een nieuwe locatie in [plaats 1]. Bij de vaststelling van het fosfaatrecht op 2 juli 2015, werd het aantal aanwezige dieren op de nieuwe locatie vergeleken met de situatie op de oude locatie. Appellante stelde dat door de verplaatsing en verbouwing van de stal, het aantal dieren op de peildatum niet het beoogde aantal bereikte. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de afwijzing van de knelgevallenregeling en het beroep op artikel 72a van het Uitvoeringsbesluit terecht was, omdat appellante niet had aangetoond dat haar fosfaatrecht minimaal vijf procent lager was door de bijzondere omstandigheden. Het College concludeerde dat appellante niet kon aantonen dat zij zich onderscheidde van andere melkveehouders die hun uitbreiding niet hadden gerealiseerd op de peildatum. Wel werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante wegens ondeugdelijke motivering van de beslissing op bezwaar.