In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin een last onder dwangsom was opgelegd wegens het aanbieden van taxivervoer zonder geldige taxivergunning. De appellant had eerder zijn taxivergunning verloren door een intrekking, maar het College had in een eerdere uitspraak vastgesteld dat deze intrekking onrechtmatig was. Ondanks dat de appellant inmiddels weer over een taxivergunning beschikte, was er geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat de last onder dwangsom op verzoek van de appellant zou worden ingetrokken. Het College oordeelde dat het enkele verzoek om proceskostenvergoeding niet voldoende was om het beroep ontvankelijk te verklaren. Desondanks werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 1.024,- werden vastgesteld. Tevens werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 170,- aan de appellant te vergoeden.