Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van enkelvoudige kamer van 29 oktober 2019 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
23 december 2013 tussen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] als verpachters en
[naam 6] als pachter een pachtovereenkomst met betrekking tot perceel 18 tot stand is gekomen. Op peildatum 15 mei 2015 was appellante op grond van deze pachtovereenkomst derhalve niet gerechtigd tot het gebruik van het perceel, zodat er geen sprake is van tot het bedrijf van appellante behorende oppervlakte landbouwgrond. Dat appellante het perceel op peildatum 15 mei 2015 feitelijk gebruikte maakt niet dat appellante op basis van een geldige titel ook de bevoegdheid had om het perceel te gebruiken. Verweerder heeft het perceel dan ook terecht buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van de fosfaatruimte. Dat verweerder bij de beslissing inzake de betalingsrechten 2015, perceel 18 wel heeft meegenomen, kan, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden.