ECLI:NL:CBB:2019:542

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
18/734
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de maatschap [naam 1] uit [plaats] een verzoek ingediend om een proceskostenvergoeding na het intrekken van een beroep tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het bestreden besluit, dat op 29 maart 2018 werd genomen, verklaarde het bezwaar van de verzoekster tegen de toegekende hoeveelheid fosfaatrecht ongegrond. Na herziening van dit besluit op 1 april 2019, waarin de minister inhoudelijk inging op de door verzoekster gestelde individuele buitensporige last, trok verzoekster haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De afwijzing is gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een proceskostenvergoeding alleen kan worden toegewezen als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien de minister in het herzien besluit de bezwaren van verzoekster wederom ongegrond verklaarde, was er volgens het College geen sprake van tegemoetkomen in de zin van de wet.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Duuren, met mr. F. Willems als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019. Het College concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de minister niet tegemoetgekomen is aan de verzoekster.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2019 in de zaak tussen

maatschap [naam 1] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het door verweerder aan verzoekster toegekende hoeveelheid fosfaatrecht ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 1 april 2019 heeft verweerder het bestreden besluit herzien waarbij alsnog inhoudelijk is ingegaan op de door verzoekster gestelde individuele buitensporige last.
Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en daarbij verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Bij brief van 26 juni 2019 is verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
Nadat partijen binnen de gestelde termijn niet hebben laten weten over het verzoek om een proceskostenveroordeling ter zitting te willen worden gehoord, heeft het College het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan aan de indiener daarvan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. Van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juli 2004 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2004:AQ5770).
3. Nu verweerder in het besluit van 1 april 2019 de bezwaren van verzoekster wederom ongegrond heeft verklaard, is volgens het College geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.

Beslissing

Het College wijst af het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019.
w.g. M. van Duuren w.g. F. Willems