1.2Naar aanleiding van de last hebben toezichthouders van de NVWA en een districtinspecteur van de LID op 6 juli 2016 een hercontrole uitgevoerd op het bedrijf van appellante. De bevindingen van de toezichthouders van de NVWA zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 12 juli 2016 met nummer 94386 en die van de inspecteur van de LID in een toezichtrapport hercontrole van 11 juli 2016 met nummer LID/B/7-7-2016/13:00/Cdj (hercontrolerapporten). De toezichthouders hebben geconstateerd dat appellante niet heeft voldaan aan alle in de last opgelegde maatregelen. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan op dezelfde dag bestuursdwang toegepast en 16 konijnen, 4 kippen, 1 haan, 2 katten, 2 paarden en 3 honden meegevoerd en in bewaring genomen, hetgeen is vastgesteld in de processen-verbaal van meevoeren en opslaan van 6 en 7 juli 2016.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante deels gegrond verklaard, het primaire besluit deels herroepen en het te verhalen bedrag aan kosten verlaagd naar € 5.823,81. Blijkens de bij het bestreden besluit gevoegde overzichten zijn deze kosten gemaakt ten behoeve van het transport van 2 paarden en een aantal hekken, het verblijf van de katten en de honden op de opvanglocatie, en voor medische kosten. In de omstandigheid dat appellante afstand heeft willen doen van haar katten heeft verweerder geen aanleiding gezien de kosten voor de opvang, verzorging en behandeling van de katten niet bij haar in rekening te brengen. Ten aanzien van de hekken heeft verweerder overwogen dat deze kosten zijn gemaakt om de paarden te vangen. Vanwege de grootte van het perceel was het van belang deze hekken te bestellen, zodat de paarden konden worden meegenomen. Ten aanzien van de opvangkosten van de kippen en de haan heeft verweerder overwogen dat bij nader inzien niet is komen vast te staan dat appellante deze dieren de nodige zorg heeft onthouden, dan wel hun gezondheid en welzijn heeft benadeeld. Deze kosten heeft verweerder daarom in mindering gebracht. Verweerder heeft tot slot een deel van de in rekening gebrachte transportkosten van de paarden en een deel van de medische kosten in mindering gebracht op het bij het primaire besluit in rekening gebrachte totaalbedrag.
3. Tegen het besluit van 30 juni 2016 waarbij de last is opgelegd heeft appellante geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan. Het College gaat dan ook uit van de rechtmatigheid van dat besluit.
4. Gelet op de in de hercontrolerapporten gedetailleerd beschreven waarnemingen van de toezichthouders, heeft verweerder naar het oordeel van het College terecht vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan alle maatregelen die in de last aan haar zijn opgelegd. Hierbij is van belang dat deze bevindingen worden ondersteund door de bij deze rapporten gevoegde foto’s en de veterinaire verklaring van toezichthoudend dierenarts W. Wieten van 11 juli 2016, waarin uiteen is gezet dat en waarom appellante niet (volledig) heeft voldaan aan alle in de last opgelegde maatregelen. In het bezoekverslag en de visitebrieven van dierenarts [naam 6] ziet het College geen grond om aan te nemen dat appellante wel geheel heeft voldaan aan de last. De hierin neergelegde gegevens hebben geen betrekking op de gezondheid en de leefomstandigheden van de dieren op het bedrijf van appellante ten tijde van de hercontrole, zien vooral op de gezondheid van koeien en kalveren en zijn overigens onvoldoende concreet. Het College is dan ook van oordeel dat verweerder bevoegd was om de last op grond van artikel 5:21, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) feitelijk ten uitvoer te (doen) leggen. Gelet op vorengenoemde bevindingen in de hercontrolerapporten volgt het College appellante niet in haar stelling dat het meevoeren en opslaan van de dieren was ingegeven door de omstandigheid dat de woning van appellante onbewoonbaar was verklaard.
5. Op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
6. In het enkele feit dat verweerder bij het bestreden besluit de kosten van de toegestane bestuursdwang voor de kippen en de haan niet meer op appellante heeft verhaald, ziet het College geen grond voor het oordeel dat de kosten ten aanzien van de overige meegevoerde en opgeslagen dieren redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van appellante behoren te komen.