ECLI:NL:CBB:2019:49
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- R.C. Stam
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip prototype in de context van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 februari 2019, zaaknummer 18/277, staat de uitleg van het begrip 'prototype' centraal in het kader van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva). Appellante, een veredelingsbedrijf van planten, had een S&O-verklaring aangevraagd voor veredelingswerkzaamheden, maar haar aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De staatssecretaris kwalificeerde de door appellante verkochte afgekeurde planten als prototypes met commerciële betekenis, waardoor de werkzaamheden niet als speur- en ontwikkelingswerk (S&O) konden worden aangemerkt.
De appellante betwistte deze kwalificatie en voerde aan dat de afgekeurde planten geen commerciële waarde hadden, omdat de verkoopprijs lager was dan de kostprijs. Het College oordeelde echter dat de afgekeurde planten, die via de veiling werden verkocht, wel degelijk als prototypes met commerciële betekenis konden worden aangemerkt. Het College benadrukte dat de verkoopprijs niet bepalend is voor de commerciële betekenis van een prototype, maar dat het voldoende is dat het prototype kan worden verkocht.
Het College concludeerde dat de planten in de verschillende fasen van het veredelingsproces als modellen kunnen worden gezien die voldoen aan de eisen van het begrip 'prototype'. De afgekeurde planten werden dus terecht door de staatssecretaris als prototypes aangemerkt, en de werkzaamheden met betrekking tot deze planten kwamen niet in aanmerking voor een S&O-verklaring. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.