ECLI:NL:CBB:2019:454

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
17/159
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving bestuurder Limited in handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een natuurlijke persoon, en de Kamer van Koophandel, die als verweerster optreedt. De zaak betreft de weigering van de Kamer van Koophandel om de inschrijving van W. Zhou als bestuurder van de [naam 3] International Investment Limited (de Limited) in het handelsregister te doorhalen. Appellante betoogde dat zij de werkelijke bestuurder van de Limited is en dat de inschrijving van W. Zhou onjuist is. De Kamer van Koophandel heeft echter geoordeeld dat zij niet voldoende overtuigd is van de onjuistheid van de inschrijving van W. Zhou, die als bestuurder is ingeschreven in het handelsregister van Hong Kong.

De procedure begon met een besluit van 8 april 2016, waarin de Kamer van Koophandel de inschrijving van W. Zhou handhaafde. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep heeft appellante aangevoerd dat de Kamer van Koophandel onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de inschrijving en dat zij actief navraag had moeten doen bij het handelsregister in Hong Kong. Het College heeft echter geoordeeld dat de Kamer van Koophandel zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er geen voldoende duidelijkheid is over de onjuistheid van de inschrijving van W. Zhou.

Het College heeft vastgesteld dat de inschrijving in het handelsregister van Hong Kong leidend is en dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om de onjuistheid van deze inschrijving aan te tonen. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/159

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2019 in de zaak tussen

[naam 1] te [woonplaats] , appellante

(gemachtigde: mr. B.A. Boer),
en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: E. Goos).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] , te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. F.J. Ringnalda).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerster geweigerd de inschrijving in het handelsregister van W. Zhou (belanghebbende) als bestuurder van [naam 3] International Investment Limited (de Limited) door te halen.
Bij besluit van 20 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een reactie ingediend.
Op verzoek van partijen heeft het College de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden teneinde de ontwikkelingen in de civiele procedure tussen partijen af te wachten.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019.
Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2
Op 19 augustus 2015 heeft belanghebbende opgave gedaan tot inschrijving van de Limited in het handelsregister met belanghebbende als enig bestuurder per 27 mei 2009. Op dezelfde dag is verweerster overgegaan tot inschrijving van die opgave.
1.3
Op 18 maart 2016 is appellante bij verweerster verschenen en heeft aldaar aangevoerd dat zij de bestuurder is van de Limited en niet belanghebbende. Appellante heeft verweerster vervolgens verzocht om belanghebbende uit te schrijven uit het handelsregister als bestuurder van de Limited. Hierdoor is bij verweerster twijfel ontstaan over de juistheid van de
registratie van belanghebbende als bestuurder van de Limited. Om die reden heeft verweerster de registratie van belanghebbende als bestuurder van de Limited in onderzoek genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerster de weigering om de inschrijving van belanghebbende als bestuurder van de Limited door te halen, gehandhaafd.
Verweerster heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij slechts overgaat tot wijziging van een gegeven dat in onderzoek is indien zij voldoende overtuigd is van de onjuistheid van dat gegeven. Verweerster heeft in het bestreden besluit overwogen dat zij niet voldoende is overtuigd van de onjuistheid van het gegeven dat belanghebbende bestuurder van de Limited is. De Limited is statutair gevestigd in Hong Kong en belanghebbende is in het handelsregister van Hong Kong ingeschreven als enig bestuurder van de Limited. Indien een buitenlandse vennootschap zich in het Nederlandse handelsregister inschrijft is de inschrijving in het handelsregister van het land naar welk recht de vennootschap is opgericht leidend. Verder heeft verweerster overwogen dat appellante geen concreet bewijs heeft overgelegd waaruit anders zou blijken.
3. In beroep heeft appellante aangevoerd dat verweerster geen deugdelijk onderzoek heeft verricht naar de juistheid van de opgave van belanghebbende. Ten onrechte heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat de inschrijving van de Limited in het handelsregister van Hong Kong leidend is. Appellante heeft betoogd dat indien sprake is van een in het buitenland gezetelde rechtspersoon, die enkel activiteiten binnen Nederland verricht, een andere toetsingsmaatstaf dient te worden gehanteerd. Ingevolge artikel 40 van de Handelsregisterwet heeft verweerster de bevoegdheid om maatregelen te treffen die ertoe strekken te waarborgen dat het handelsregister in Nederland juist, actueel en volledig is. Dit betekent volgens appellante dat verweerster een actieve houding dient aan te nemen. Ten onrechte heeft verweerster geen contact opgenomen met de autoriteit die het handelsregister in Hong Kong beheert. Tot slot heeft appellante aangevoerd dat verweerster haar ten onrechte niet is gevolgd in haar betoog dat door belanghebbende valsheid in geschrifte is gepleegd ten aanzien van verschillende documenten.
4. Verweerster heeft in reactie hierop betoogd dat zij tot wijziging van gegevens in het handelsregister overgaat indien voor haar voldoende duidelijkheid is ontstaan omtrent de onjuistheid van het betreffende gegeven. Dat is volgens verweerster thans niet het geval. Onder verwijzing naar artikel 10 van het Handelsregisterbesluit heeft verweerster aangevoerd dat in het geval buitenlandse vennootschappen zich in het Nederlandse handelsregister moeten inschrijven, omdat zij in Nederland zijn gevestigd met een onderneming, de inschrijving in het register van het land naar welk recht de vennootschap is opgericht, bepalend is.
5. Belanghebbende stelt bestuurder van de Limited te zijn. Hij deelt het standpunt van verweerster.
6.1
Het College overweegt als volgt.
6.2.
Ten tijde van het sluiten van het onderzoek in de onderhavige zaak is in de civiele procedure – waarin de vraag wie rechtens bestuurder van de Limited is centraal staat – nog geen vonnis gewezen.
6.3
In artikel 38, eerste lid, in samenhang met de artikelen 33 tot en met 36 van de Handelsregisterwet, is voorzien in een procedure volgens welke verweerster, indien zij gerede twijfel heeft over de juistheid van authentieke gegevens, uit eigen beweging in het handelsregister opgenomen gegevens in onderzoek kan nemen en deze eventueel kan wijzigen. Zoals het College in zijn uitspraak van 15 juli 2009 (ECLI:NL:CBB:2009:BJ3137) heeft overwogen vormt gerede twijfel aan de juistheid van in het handelsregister opgenomen gegevens voldoende aanleiding om gegevens met overeenkomstige toepassing van de artikelen 33 tot en met 36 van de Handelsregisterwet in onderzoek te nemen, doch dient, nadat dit onderzoek is afgerond, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende duidelijkheid omtrent de onjuistheid van deze gegevens bestaan, voordat tot wijziging of doorhaling ervan kan worden overgegaan.
6.4
Het College is van oordeel dat geen aanleiding bestaat om af te wijken van deze toetsingsmaatstaf. Het College ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of verweerster zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet voldoende duidelijk is geworden dat belanghebbende geenbestuurder is van de Limited.
6.5
Het College beantwoordt deze vraag bevestigend. Verweerster heeft een groot gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat belanghebbende als bestuurder van de Limited staat ingeschreven in het handelsregister van Hong Kong. Ingevolge artikel 10 van het Handelsregisterbesluit worden, indien een buitenlandse vennootschap een onderneming in Nederland drijft, de gegevens aangaande zijn registratie in het buitenlandse handelsregister opgenomen in het Nederlandse handelsregister. Appellante heeft weliswaar stukken overgelegd waardoor bij verweerster gerede twijfel is ontstaan over de juistheid van de inschrijving van belanghebbende als bestuurder van de Limited, maar naar de huidige stand van zaken bestaat er naar het oordeel van het College geen voldoende duidelijkheid omtrent de onjuistheid van het gegeven dat belanghebbende de bestuurder van de Limited is. Appellante betoogt verder tevergeefs dat verweerster op grond van artikel 40 van de Handelsregisterwet gehouden was navraag te doen bij het handelsregister in Hong Kong teneinde de rechtmatigheid van de inschrijving van belanghebbende als bestuurder van de Limited te onderzoeken. Het is aan appellante om te onderbouwen dat de registratie in het handelsregister onjuist is. Met haar verwijzing naar de schriftelijke verklaringen van de heer Wang, de notulen van 27 mei 2008 en 27 mei 2009 en het deskundigenrapport inzake een vergelijkend handschriftonderzoek is appellante daar niet in geslaagd. Het deskundigenrapport is onvoldoende concludent om te kunnen vaststellen dat belanghebbende handtekeningen heeft vervalst teneinde zich valselijk als bestuurder van de Limited te kunnen voordoen. Ook de verklaringen van de heer Wang zijn niet zodanig eenduidig dat zij geen twijfel laten over de juistheid van het standpunt van appellante. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verklaring van belanghebbende over de totstandkoming van de besluitvorming omtrent zijn aanstelling als bestuurder van de Limited op voorhand ongeloofwaardig is. Het betoog faalt.
7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8. Voor proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Smorenburg, mr. J.A.M. van den Berk en mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van mr. T. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2019.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. T. Kuiper