ECLI:NL:CBB:2019:43

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
17/1351
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet

In deze zaak heeft appellante, een vennootschap onder firma, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 14 juli 2017 haar beroep tegen een bestuurlijke boete ongegrond verklaarde. De boete was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Meststoffenwet in 2013. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld, maar appellante was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 24 januari 2019 zijn beide partijen niet verschenen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Het College heeft het primaire besluit, dat de bestuurlijke boete oplegde, herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 501,- aan appellante te vergoeden.

De uitspraak van het College is gemotiveerd door de mededeling van de minister, die op 15 januari 2019 per fax het College op de hoogte stelde dat het primaire besluit zou worden herroepen, waardoor de boete volledig vervalt. Het College heeft geoordeeld dat het hoger beroep slaagt en dat de rechtbank onterecht het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 januari 2019 door de rechters R.C. Stam, B. Bastein en I.M. Ludwig, in aanwezigheid van griffier L. van Gulick.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/1351

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

24 januari 2019 in de hoger beroepszaak tussen

v.o.f. [naam] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Landbouw, natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma).

Procesverloop

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 14 juli 2017.
Verweerder heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2019. Partijen zijn niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 501,- aan appellante te vergoeden.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft bij besluit van 11 november 2015 aan appellante een bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet in 2013 (het primaire besluit). Het daartegen gerichte bezwaar van appellante heeft verweerder bij besluit van
25 maart 2016 ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Daartegen richtte zich het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. Het hoger beroep richt zich tegen dat oordeel van de rechtbank.
3. Bij (fax)brief van 15 januari 2019 heeft verweerder het College bericht dat het primaire besluit waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd, zal worden herroepen en dat de boete daarmee volledig zal komen te vervallen. Gelet daarop is het College van oordeel dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het College zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van appellante gericht tegen het bestreden besluit alsnog gegrond verklaren, dit besluit vernietigen en op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
4. Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het College niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. B. Bastein en mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. L. van Gulick, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2019.
w.g. R.C. Stam w.g. L. van Gulick