In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen Eneco Solar, Bio & Hydro B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister op grond van het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie (Besluit SDE). Eneco had op 10 oktober 2017 een aanvraag ingediend voor een subsidie voor de realisatie van een zonnepark, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de minister het onaannemelijk achtte dat de productie-installatie economisch haalbaar zou zijn voor de gevraagde periode van vijftien jaar, gezien de verleende omgevingsvergunning slechts voor tien jaar was.
Eneco heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing in strijd was met het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, omdat in vergelijkbare gevallen wel subsidie was verleend. Het College oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de afwijzing van de subsidieaanvraag in overeenstemming was met het beleid dat hij eerder had gevoerd. Het College concludeerde dat de minister had moeten beslissen op basis van zijn toenmalige beleid, dat het mogelijk maakte om subsidie te verlenen voor een zonnepark met een tijdelijke vergunning, mits de economische haalbaarheid aannemelijk werd gemaakt.
Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken opnieuw op de bezwaren van Eneco te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van Eneco, die zijn vastgesteld op € 1.024,-.