ECLI:NL:CBB:2019:372
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vastgesteld op basis van Meststoffenwet en knelgevallenregeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant, een melkveehouder, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister waarin zijn fosfaatrecht was vastgesteld op 4.535 kilogram. Dit besluit was gebaseerd op de Meststoffenwet (Msw), waarbij de minister het fosfaatrecht per 1 januari 2018 vaststelt in overeenstemming met de productie van dierlijke meststoffen. De appellant stelde dat hij door een muizenplaag in 2014 en 2015 een lagere opbrengst had en dat dit niet voldoende was meegewogen in het besluit. Hij voerde aan dat de muizenplaag en de gevolgen daarvan onder de knelgevallenregeling van artikel 23, zesde lid, van de Msw vallen, en dat het besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP).
Het College oordeelde dat de muizenplaag en de gevolgen daarvan niet onder de knelgevallenregeling vallen, omdat deze niet behoren tot de limitatief opgenoemde omstandigheden. Ook het beroep op artikel 1 van het EP werd afgewezen, omdat de appellant niet het causale verband had aangetoond tussen de muizenplaag en de noodzaak om dieren af te voeren. Het College concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de individuele omstandigheden van de appellant niet leidden tot een verhoging van het fosfaatrecht. De uitspraak van het College verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en er was geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.