ECLI:NL:CBB:2019:359
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van fosfaatrechten op basis van melkproductie in 2015
In deze zaak heeft appellante, een vennootschap onder firma, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die het fosfaatrecht van appellante heeft vastgesteld op 2.656 kilogram. Dit besluit is gebaseerd op de totale melkproductie in 2015, die door de minister is vastgesteld op 413.179 kilogram. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat de totale melkproductie in 2015 hoger is, namelijk 442.765 kilogram, en heeft hiervoor verschillende argumenten en bewijsstukken aangedragen. De minister heeft echter aangegeven dat bij de vaststelling van de melkproductie al rekening is gehouden met de melk die is vervoederd aan kalveren en dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een verdere verhoging van de melkproductie.
Tijdens de zitting op 13 juni 2019 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft geconcludeerd dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de door appellante gevraagde verhoging van de melkproductie. Het College heeft daarbij gewezen op de inconsistenties in de door appellante overgelegde stukken en het gebrek aan concrete gegevens over de vernietigde melk. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2019.