3.7Bij Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 augustus 2016, nr. WJZ/16105576, houdende wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 in verband met de subsidiemodule inzake productie- en afzetprogramma's en andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (Stcrt. 2016 Nr. 43926, 26 augustus 2016) heeft Nederland de Subsidiemodule productie- en afzetprogramma’s opengesteld voor de periode van 29 augustus 2016 tot en met 16 september 2016. Deze subsidiemodule is gebaseerd op artikel 66 van Verordening 508/2014 en heeft uitsluitend betrekking op de voorbereiding van een productie- en afzetprogramma; niet op de uitvoering ervan.
Het standpunt van de minister
4. De minister kan geen subsidie verlenen aan PO Texel, omdat Nederland de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening voor “productie- en afzetprogramma’s” en voor “afzetmaatregelen” ten tijde van de subsidieaanvraag niet had opengesteld. Ter zitting van het College van 19 april 2017 heeft de minister naar aanleiding van de heropeningsbeschikking van het College opgemerkt dat de maatregelen in verband met afzet en verwerking waarvoor subsidie is aangevraagd uit het EFMZV worden gefinancierd overeenkomstig het beginsel van tussen de Unie en de lidstaten gedeeld beheer. Dat betekent dat subsidies mede gefinancierd worden door de lidstaten uit nationale middelen. De lidstaten moeten een operationeel programma opstellen dat door de Commissie moet worden goedgekeurd. Totdat het operationele programma is goedgekeurd, voelt de minister zich niet vrij om subsidie te verlenen. Het operationele programma is op 25 februari 2015 goedgekeurd door de Commissie. Nationale geldmiddelen (25%) moeten vervolgens worden vrijgemaakt. De bepalingen in hoofdstuk IV van titel V van Verordening 508/2014 laten voorts ruimte open die door de lidstaten moet worden ingevuld. Bij het voorgaande komt dat op grond van artikel 65, zesde lid, van Verordening 1303/2013 geen steun kan worden verleend voor de uitvoering van acties die reeds volledig zijn uitgevoerd.
Het standpunt van PO Texel
5. PO Texel voert aan dat zij op grond van de artikelen 66 en 68 van Verordening 508/2014 voor respectievelijk de voorbereiding en de uitvoering van het door haar opgestelde productie- en afzetprogramma 2014 en de door haar genomen afzetmaatregelen in aanmerking komt voor subsidie. PO Texel wijst erop dat zij op grond van artikel 28, eerste lid, van Verordening 1379/2013 een productie- en afzetprogramma moest indienen. Zij stelt over het aanvoerjaar 2014 een bedrag van € 100.824,- te hebben besteed aan marktontwikkelingskosten. Het betreft hier een samenwerkingsovereenkomst met verwerkers van schol III en schol IV met als doel het vinden van commerciële afzetmogelijkheden voor deze schol. Daartoe neemt PO Texel voor een aantal van haar leden alle door hen aangevoerde schol III en schol IV bij pre-bid uit de markt. Vervolgens wordt deze vis door de verwerkers afgenomen om deze op nieuwe markten af te zetten. Hiervoor is een heffing per kilo schol ingehouden die aan de twee verwerkers is uitbetaald (voor 2014 in totaal € 100.000,-). De schol III en schol IV zijn geschikt voor menselijke consumptie maar zouden zonder de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst zijn verwerkt tot dierlijk voederproduct.
Motivering van de prejudiciële vragen
6. Niet in geschil is – en het College heeft geen reden om partijen daarin niet te volgen - dat de producentenorganisatie PO Texel verplicht is een productie- en afzetprogramma in te dienen (artikel 28, eerste lid, van Verordening 1379/2013), dat PO Texel dit voor 2014 heeft gedaan en dat de minister dit programma heeft goedgekeurd.
7. Het College begrijpt het systeem van Verordening 508/2014 als volgt. Het EFMZV financiert samen met de lidstaten projecten. Elke lidstaat krijgt een deel van de begroting van het fonds toegewezen, gebaseerd op de omvang van de visserijsector in die lidstaat. De lidstaten stellen een operationeel programma op waarin wordt vermeld hoe zij van plan zijn het toegewezen geld uit te geven. Zodra de Commissie deze programma's goedkeurt, moeten de lidstaten beslissen welke projecten gefinancierd worden. De lidstaten beschikken daarbij over een ruime mate van vrijheid. Het College verwijst wat betreft deze vrijheid naar het arrest van het Hof van Justitie van 15 mei 2014, zaaknr. C-135/13 (Szatmári Malom Kft.), punten 54 tot en met 62, met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo).
8. De redactie van artikel 68, eerste lid, van Verordening 508/2014 lijkt de vrijheid die de lidstaten toekomt ten aanzien van het verlenen van steun voor afzetmaatregelen ten bate van visserij- en aquacultuurproducten duidelijk te bevestigen, nu daarin is bepaald dat steun “kan” worden verleend (“peut soutenir (…)” in de Franse taalversie, ”may support (…)” in de Engelse taalversie , “unterstützt werden können (…)” in de Duitse taalversie, “ può sostenere (…)” in de Italiaanse taalversie en “får stödja (…)” in de Zweedse taalversie). De lidstaten hoeven voor de in deze bepaling genoemde afzetmaatregelen geen steun te verlenen. Over de uitleg van artikel 68, eerste lid, van Verordening 508/2014 heeft het College dan ook geen twijfels.