In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en de gemeenteraad van Emmen. De rechtbank beoordeelt het Vaststellingsbesluit van de gemeenteraad, dat parkeergarages aanmerkt als een economische activiteit in het algemeen belang volgens artikel 25h van de Mededingingswet. Eiseres, Q-Park, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat volgens haar niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Mededingingswet. De rechtbank oordeelt dat het Vaststellingsbesluit niet voldoet aan artikel 3.2 van de Awb, omdat verweerder niet de nodige kennis omtrent relevante feiten en belangen heeft vergaard. De rechtbank concludeert dat het besluit een gedegen onderbouwing ontbeert voor de stelling dat de exploitatie van parkeervoorzieningen niet kan plaatsvinden tegen een tarief dat ten minste de integrale kosten dekt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de gemeenteraad werd gemachtigd om de exploitatie van parkeergarages aan te wijzen als een economische activiteit in het algemeen belang. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige belangenafweging en onderbouwing bij het nemen van besluiten die invloed hebben op de concurrentiepositie van marktpartijen.