ECLI:NL:CBB:2019:264
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing vrijstelling AMVB grondgebondenheid door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft appellante, een melkveehouder, op 29 januari 2016 een verzoek ingediend bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om vrijstelling van de AMVB grondgebondenheid, die op 1 januari 2016 in werking is getreden. Dit verzoek werd op 19 mei 2016 afgewezen, waarna appellante bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 2 december 2016 ongegrond verklaard. In een later besluit van 1 juni 2018 werd het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Appellante stelde dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed, maar de minister oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd van financiële verplichtingen om het melkveefosfaatoverschot te verwerken. Tijdens de zitting op 28 februari 2019 werd het standpunt van de minister bevestigd. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de bewijslast bij appellante lag en dat zij niet had aangetoond dat zij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de minister werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2019.