ECLI:NL:CBB:2019:251
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep fosfaatrechten en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over fosfaatrechten. Appellante, een melkveebedrijf, had in beroep de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangeklaagd over de vaststelling van haar fosfaatrecht. Het primaire besluit, genomen op 31 januari 2018, stelde het fosfaatrecht vast op 3.558 kilogram. Na bezwaar van appellante handhaafde de minister dit besluit op 19 juli 2018. Echter, op 3 april 2019 trok de minister het bestreden besluit in en stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 3.686 kilogram. Hierdoor was de minister volledig tegemoetgekomen aan de appellante, wat leidde tot de vraag of het beroep nog ontvankelijk was.
Tijdens de zitting op 29 april 2019 heeft het College geoordeeld dat appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het besluit van 3 april 2019, aangezien de minister haar verzoeken had ingewilligd. Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de minister in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 200,-, bestaande uit reiskosten. Het verzoek van appellante om een vergoeding voor administratieve inzet werd afgewezen, omdat dit niet onder de vergoedingen valt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen. Daarnaast werd de minister opgedragen het door appellante betaalde griffierecht van € 338,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier mr. D. de Vries.