ECLI:NL:CBB:2019:247
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing melding lagere melkproductie door dierziekte en fosfaatrecht
In deze zaak heeft appellante, een melkveehouder, op 28 maart 2018 een melding gedaan bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat haar melkproductie in 2015 door dierziekte lager was dan gebruikelijk. De minister heeft deze melding op 29 juni 2018 afgewezen, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 17 oktober 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroep door appellante. Tijdens de zitting op 25 juni 2019 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat haar fosfaatrecht op grond van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet (Msw) verhoogd moest worden vanwege de lagere melkproductie door de dierziekte.
De minister erkende dat de melkproductie in 2015 door de dierziekte was gedaald, maar stelde dat de gemiddelde melkproductie in 2014 als basis moest dienen voor de berekening van het fosfaatrecht. Appellante betoogde dat haar fosfaatrecht minimaal 5% lager was door de dierziekte, maar de minister concludeerde dat dit niet het geval was. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de bewijslast voor de gestelde lagere melkproductie bij appellante lag en dat het door haar aangevoerde bewijs onvoldoende was om aan te tonen dat de 5%-drempel werd overschreden.
Het College concludeerde dat de minister het bezwaar van appellante niet correct had opgevat, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er een proceskostenveroordeling werd opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.