Verweerder heeft zich met betrekking tot de kosten van [naam 3] (de facturen met volgnummers 38 en 40) op het standpunt gesteld dat deze kosten in het primaire besluit terecht zijn aangemerkt als ‘loonkosten’ in plaats van ‘kosten eigen arbeid’. Verweerder stelt daartoe dat [naam 3] niet als medeaanvrager bij het subsidieproject is betrokken en dat ook anderszins niet is aangetoond dat de uren van [naam 3] moeten worden aangemerkt als eigen arbeid. [naam 3] is directeur-grootaandeelhouder van [naam 2] Beheer B.V. en heeft in deze hoedanigheid werkzaamheden ten behoeve van het project uitgevoerd. Verweerder meent dat de relatie tussen [naam 2] Beheer B.V. en [naam 3] gekwalificeerd moet worden als een loondienstverband. Daarnaast zijn de kosten van [naam 3] in het subsidieverleningsbesluit niet expliciet aangemerkt als kosten voor eigen arbeid.
Verweerder heeft appellante in verband met het verzoek om vaststelling van de subsidie verzocht om financiële gegevens van [naam 3] voor de jaren 2013, 2014 en 2015 over te leggen. Appellante heeft dat op grond van principiële overwegingen nagelaten. Verweerder heeft daarom aan de hand van financiële documenten over de jaren 2013 en 2014, waarover hij in verband met een ander subsidieproject beschikte, het uurtarief van [naam 3] voor de jaren 2013 en 2014 vastgesteld. Verweerder heeft de opgevoerde kosten voor 2015 niet subsidiabel gesteld, omdat hij voor dat jaar het uurtarief niet kon vast stellen.
Met betrekking tot de kosten van de Nederlandse Vissersbond (de facturen met volgnummers 1, 5, 6, 8, 9, 11, 14, 15, 16, 17, 19, 20 en 28) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat appellante de uurtarieven ad € 40,- voor projectadministratie en € 75,- voor projectbegeleiding met de offerte van 2013 bij de subsidieaanvraag heeft aangeleverd en dat op basis daarvan subsidie is verleend. Het feit dat in het voorschotverzoek van
27 oktober 2014 gewijzigde uurtarieven van € 45,- en € 90,- zijn opgenomen, betekent niet dat daarmee de gewijzigde uurtarieven zijn goedgekeurd, nu de definitieve beoordeling van de kosten plaatsvindt bij de vaststelling van de subsidie. Appellante kan daarom geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan de voorschotverlening. Ook anderszins is niet aangetoond dat verweerder verwachtingen heeft gewekt waarop appellante mocht vertrouwen.
Om de gewijzigde uurtarieven beoordeeld te krijgen, had appellante een wijzigingsverzoek moeten doen. In de wijzigingsverzoeken van 16 februari 2015 en 30 december 2015 worden de gewijzigde uurtarieven niet ter sprake gebracht.
Ten aanzien van de (publicatie)kosten van de Stichting Coastinfo Internationale (Coastinfo) (de factuur met volgnummer 18) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze kosten niet subsidiabel zijn, omdat de publicatie heeft plaatsgevonden in het blad van de Vereniging Kust & Zee, die medeaanvrager is van de subsidie. Volgens verweerder kan niet worden ingezien waarom Vereniging Kust & Zee de publicatie niet in eigen beheer heeft kunnen verzorgen. Daarbij heeft verweerder ook gewicht toegekend aan het feit dat het een publicatie van één pagina betrof waarvoor Coastinfo € 1.500,- aan appellante in rekening heeft gebracht.