Appellante voert aan dat verweerder zich in de bestreden besluiten 2, net als in de bestreden besluiten 1, op het standpunt stelt dat de aanvragen niet volledig waren. Artikel 59, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit SDE verwijst immers naar artikel 56 van het Besluit SDE, dat bepaalt welke stukken bij een aanvraag moeten worden aangeleverd. Dit is een gepasseerd station, omdat in de tussenuitspraak is geoordeeld dat de aanvragen reeds bij het indienen op 27 september 2016 volledig waren.
Appellante voert verder aan dat het onduidelijk is hoe verweerder tot de conclusie is gekomen dat een WKK niet past binnen het bestemmingsplan "Overbuurtsche polder" en dat een vergunning voor afwijkend gebruik is vereist. Volgens appellante blijkt dit niet uit het bestemmingsplan en ook niet uit de toelichting daarbij. De gemeente is zelf, zo blijkt uit de e-mail van [naam 5] van de gemeente Lansingerland van 19 oktober 2018, de mening toegedaan dat geen vergunning voor afwijkend gebruik was vereist. Bovendien zijn onder het destijds geldende bestemmingsplan, naast die aan de [adres] , nog meer kassen met daarin een WKK gerealiseerd. Door vast te houden aan het standpunt dat een vergunning voor afwijkend gebruik was vereist, treedt verweerder buiten zijn bevoegdheid.
Voor zover het standpunt van verweerder inhoudt dat een WKK onder het destijds geldende bestemmingsplan op zichzelf was toegestaan, maar het leveren van energie aan derden niet, en dat daarom een vergunning voor afwijkend gebruik was vereist, kan dit geen stand houden. Verweerder had, toetsend aan de nu geldende regelgeving, moeten constateren dat de vereiste vergunningen voor het realiseren van de WKK’s zijn verleend. Voor zover verweerder had moeten toetsen naar het moment van het indienen van de aanvragen, geldt dat vooral aan de eigen glastuinbouwbedrijven wordt geleverd. Daarnaast vindt levering plaats aan andere glastuinbouwbedrijven via het gesloten warmtenetwerk van Eneco. Van levering aan het openbaar net is slechts voor een verwaarloosbaar deel van de opgewekte energie sprake. Bovendien zouden de WKK’s niet eerder dan op 1 augustus 2018 in gebruik worden genomen en zou pas dan sprake zijn van levering aan derden.
Appellante wijst er verder op dat het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Bleiswijk", waarin expliciet is vermeld dat WKK’s en de levering aan derden onder het nieuwe plan zijn toegestaan, al op 18 juli 2016 ter inzage is gelegd en dat de gemeente dus, in het geval een aanvraag voor een omgevingsvergunning zou zijn ingediend, anticiperend op het nieuwe bestemmingsplan, deze had kunnen verlenen. Van belang is ook dat de gemeente op 21 september 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend voor een vergelijkbare WKK aan de [adres] . Ook hieruit kan worden afgeleid dat een vergunning voor afwijkend gebruik niet nodig was.
Appellante heeft gezien de gang van zaken de indruk dat verweerder zich voor het afwijzen van de subsidieaanvragen van een gezocht argument bedient. Het is merkwaardig dat verweerder pas ruim twee jaar na het indienen van de aanvragen tot deze afwijzingsgrond komt, terwijl bij binnenkomst van de aanvragen wordt gecontroleerd of de vereiste stukken, zoals vergunningen, zijn bijgevoegd. Appellante acht tot slot opmerkelijk dat verweerder ook nu nog de mogelijkheid openhoudt de aanvragen om een andere reden af te wijzen als de huidige afwijzingsgrond geen stand houdt, terwijl hem in de tussenuitspraak is opgedragen een inhoudelijke beoordeling te verrichten.