In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vion Livestock B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een uitvoerrestitutie van € 4.749,78 die aan Vion Livestock B.V. was verleend voor de uitvoer van 68 levende runderen naar Algerije. De minister had de restitutie ingetrokken op basis van het argument dat de journalen van het transport niet volledig waren bijgehouden, zoals vereist door de Transportverordening. Vion Livestock B.V. heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, maar het College heeft geoordeeld dat de minister terecht had gehandeld.
Het College heeft vastgesteld dat de journalen niet voldeden aan de vereisten van de Transportverordening, omdat deze niet volledig waren ingevuld tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming. De appellante voerde aan dat er geen verplichting bestond om het journaal tot aan de eerste lossingsplaats bij te houden, maar het College heeft deze beroepsgrond verworpen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie had eerder in een arrest geoordeeld dat de aanvrager van de uitvoerrestitutie verplicht is om een kopie van het journaal bij te houden tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.
Het College concludeerde dat Vion Livestock B.V. niet had voldaan aan deze verplichting en dat de minister daarom gerechtigd was om de uitvoerrestitutie terug te vorderen. De beroepsgronden van appellante over de rusttijden werden niet meer beoordeeld, omdat de zaak reeds op andere gronden ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 4 december 2018.