In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een bestuurlijke boete opgelegd op basis van de Meststoffenwet (Msw). De zaak betreft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 22 november 2016 geoordeeld over de toerekenbaarheid van de overtreding van artikel 7 van de Msw aan de appellant, [naam]. In de tussenuitspraak van 24 april 2018 had het College de minister opgedragen om een nieuwe boeteberekening uit te voeren, waarbij rekening gehouden moest worden met de beleidsmatige korting van 10% vanwege het tijdsverloop tussen het boeterapport en de oplegging van de boete.
Het College heeft in de einduitspraak geoordeeld dat de overtreding in redelijkheid aan [naam] kan worden toegerekend en dat de minister bevoegd was om een bestuurlijke boete op te leggen. De minister had in zijn nieuwe berekening de verhoogde derogatienorm van 250 kg stikstof toegepast, maar het College oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding gaf tot een verdere matiging van de boete. De totale termijn van vier jaar was overschreden met drie jaar en tien maanden, wat leidde tot een verdere vermindering van de boete.
Uiteindelijk heeft het College de aangevallen uitspraak vernietigd, met uitzondering van de proceskostenvergoeding, en de boete vastgesteld op € 26.325,-. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit van de minister van 5 februari 2016. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 december 2018.