ECLI:NL:CBB:2018:645

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
17/991
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen tariefbesluit elektriciteit door Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen

In deze zaak heeft de Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (NEPROM) beroep ingesteld tegen het besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van 9 mei 2017, waarin het bezwaar van NEPROM tegen het tariefbesluit 2017 ongegrond werd verklaard. Dit tariefbesluit, vastgesteld op 24 november 2016, betreft de transport- en aansluittarieven voor elektriciteit die per 1 januari 2017 van kracht zijn voor Stedin Netbeheer B.V. (Stedin). NEPROM stelt dat de prijsstijging van 75% voor de aansluitvergoeding voor kleinverbruikers niet gerechtvaardigd is en dat de kosten die Stedin aanvoert als verklaring voor deze stijging, niet door haar gedragen zouden moeten worden.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 4 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. Het College oordeelt dat NEPROM als belanghebbende kan worden aangemerkt op basis van haar statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden. Het College heeft vastgesteld dat de kosten die Stedin aanvoert, voortkomen uit verplichtingen die zijn opgelegd op basis van de Arbeidsomstandighedenwet en dat deze kosten noodzakelijk zijn voor het realiseren van aansluitingen.

Het College heeft ook het beroep van NEPROM op het transparantiebeginsel beoordeeld en geconcludeerd dat Stedin niet verplicht is om alle kosten die ten grondslag liggen aan de aansluitvergoeding openbaar te maken. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door een meervoudige kamer.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/991
18050

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2018 in de zaak tussen

Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen(NEPROM), te Voorburg, appellante,
(gemachtigden: mr. M.R. het Lam en mr. M.A.R.I.A. Vreeke)
en

Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,

(gemachtigden: mr. J.J. de Reuveny en mr. K.W. Pill).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stedin Netbeheer B.V.(Stedin), te Rotterdam,
(gemachtigde: mr. M.W.F. Oosterhuis).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2016 (het tariefbesluit 2017) heeft ACM besloten tot vaststelling van de transport- en aansluittarieven elektriciteit per 1 januari 2017 voor Stedin.
Bij besluit van 9 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft ACM het bezwaar van NEPROM ongegrond verklaard.
NEPROM heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 17 september 2018 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. De andere partijen hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2018. Partijen zijn verschenen bij genoemde gemachtigden.

Overwegingen

1. Met het tariefbesluit 2017 heeft ACM de tarieven vastgesteld die gelden voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 16, eerste lid, onder e en f, van de Elektriciteitswet 1998 (E-wet), te weten het leveren van aansluit- en transportdiensten. De tarieven voor de eenmalige aansluitvergoeding elektriciteit zijn, voor de meest voorkomende aansluitklasse voor kleinverbruikers, namelijk de categorie tot en met 3x25A, met 75% gestegen ten opzichte van 2016 (de prijsstijging). Bij besluit van 9 mei 2017 heeft ACM het tariefbesluit 2017 gehandhaafd en het bezwaar van NEPROM ongegrond verklaard.
2. Haar statutaire doel, in combinatie met de feitelijke werkzaamheden zoals door ACM in het bestreden besluit genoemd, maken dat NEPROM naar het oordeel van het College een rechtstreeks bij de besluitvorming betrokken belang behartigt. NEPROM kwalificeert daarmee als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. ACM heeft in dit verband, voor zover van belang, het volgende overwogen:
" NEPROM behartigt de belangen van projectontwikkeling maatschappijen en bevordert de samenwerking tussen de overheid en projectontwikkeling maatschappijen bij de uitvoering van diverse bouwprojecten. De leden (…) zijn projectontwikkelaars, vastgoedbeleggers, woningcorporaties en ontwikkelende bouwondernemingen (…)
de vereniging (heeft) de volgende statutaire doelen (…):
"art.2.1. De bevordering van de samenwerking tussen de overheid en projectontwikkeling maatschappijen bij de voorbereiding en totstandkoming van projecten, gericht op wonen, werken, dienstverlening en recreatie, zowel op het gebied van stadsvernieuwing als op dat van scheppen van nieuwe woon-, werk- en recreatiegebieden een en ander in de ruimste zin des woords.
art.2.2. De bevordering van andere gemeenschappelijke belangen van haar leden."
Uit de verdere toelichting ter hoorzitting blijkt dat de feitelijke werkzaamheden van NEPROM in toenemende mate bestaan uit de vertegenwoordiging van haar leden bij diverse overleggen over de wijze van realisatie en de verduurzaming van energievoorzieningen bij nieuwbouwprojecten. De aanwezigheid, duurzaamheid en betaalbaarheid van de energie- infrastructuur is volgens NEPROM essentieel bij het realiseren van nieuwbouwprojecten. Specifiek het aspect waartegen NEPROM bezwaar heeft gemaakt, namelijk de hoogte van de aansluittarieven is hierbij mede relevant."
3.1
Stedin geeft als, door ACM aanvaarde, verklaring voor de prijsstijging de (toename van de) kosten verbonden aan het verrichten van bodemonderzoeken en voor het verkrijgen van noodzakelijke milieuvergunningen. NEPROM voert in de kern aan dat die (nieuwe) kostenposten geen afdoende verklaring vormen voor de prijsstijging, omdat het kosten betreft die doorgaans niet door een netbeheerder als Stedin worden betaald, maar door een gemeente of door een projectontwikkelaar worden gedragen. Zodoende wordt, aldus NEPROM, niet voldaan aan de in artikel 41b, eerste lid, aanhef en onder a, van de E-wet neergelegde eis van kostenoriëntatie.
3.2
Het College volgt NEPROM niet in dit standpunt. De vertrouwelijke stukken bevatten informatie over deze kostenposten en het College heeft deze, voor NEPROM niet toegankelijke gegevens, met haar toestemming geraadpleegd. Daarbij is gebleken dat deze kosten het gevolg zijn van op grond van de Arbeidsomstandighedenwet naar aanleiding van een incident in 2014 ter voorkoming of beperking van de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers aan Stedin, opgelegde verplichting telkens voorafgaand aan graafwerkzaamheden specifiek onderzoek te doen. Deze eis tot naleving richt zich tot Stedin en het College vond geen aanwijzing dat deze kosten niet voor haar rekening komen. Dat het standpunt van ACM dat de hierbij door Stedin gegeven onderbouwing consistent is met de aangeleverde cijfermatige kostenonderbouwing en alle door Stedin opgevoerde kostensoorten kwalificeren als noodzakelijk voor het realiseren van een aansluiting in de zin van de E-wet en de Tarievencode Elektriciteit, onjuist zou zijn, is het College niet gebleken. Het College volgt ACM dat Stedin voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het onderscheid in tarieven voor verschillende aansluitcategorieën is terug te leiden naar de gemiddelde kosten die Stedin per categorie maakt voor het aanleggen van zo’n aansluiting. Dat deze kosten relatief zwaarder doorwerken in de aansluitingen van kleinverbruikers, laat zich verklaren doordat een grootverbruikersaansluiting aanzienlijk hogere totale kosten kent, zodat de kosten voor bodemonderzoeken hierin (verhoudingsgewijze) minder zwaar tellen.
4. NEPROM doet voorts een beroep op het transparantiebeginsel. Volgens NEPROM blijkt uit artikel 37, eerste lid, aanhef en onder a, in combinatie met het dertiende lid, van de Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009
betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en uit artikel 23, eerste lid, van de E-wet dat Stedin een gedetailleerde en volledige opgave moet verstrekken van alle handelingen genoemd in artikel 28, eerste lid, van de E-wet. Het College is met ACM van oordeel dat uit deze artikelen niet volgt dat Stedin de kosten die ten grondslag liggen aan de aansluitvergoeding openbaar had moeten maken. Genoemd artikel 37 richt zich niet tot de nationale netbeheerder, maar bepaalt dat de lidstaten van de Europese Unie ervoor moeten zorgen dat een instantie als ACM tarieven volgens transparante criteria moet vaststellen. Uit artikel 23, eerste lid, van de E-wet volgt dat de netbeheerder een opgave moet doen van de uit te voeren werkzaamheden en te berekenen handelingen genoemd in artikel 28, eerste lid, van de E-wet. Deze handelingen betreffen niet het opgave doen van alle kosten waaruit een tarief bestaat.
5. Het vorengaande leidt het College tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. H.O. Kerkmeester en mr. C.M. Wolters, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018.
w.g. R.C. Stam w.g. P.M. Beishuizen