ECLI:NL:CBB:2018:633

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
14/804
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van het primaire besluit inzake uitvoerrestituties en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen European Livestock B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de intrekking van uitvoerrestituties die aan appellante waren verleend voor de uitvoer van 32 levende runderen naar Marokko. Het primaire besluit, genomen op 31 maart 2014, hield in dat de aan appellante betaalde restituties van € 2.278,14 werden ingetrokken en dat dit bedrag, vermeerderd met rente, teruggevorderd werd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 3 november 2014 verklaarde de bezwaren ongegrond.

Tijdens de zitting op 15 november 2018 heeft verweerder erkend dat het bestreden besluit en het primaire besluit onrechtmatig waren. Het College heeft vervolgens het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Het College heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.002,-, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/804
7200

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2018 in de zaak tussen

European Livestock B.V., te Eenrum, appellante

(gemachtigde: mr. C.A. van Kooten-de Jong),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Ördögh).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan appellante betaalde uitvoerrestituties ingetrokken en het daarmee gemoeide restitutiebedrag van € 2.278,14 teruggevorderd, vermeerderd met een bedrag van € 121,86 aan rente.
Bij besluit van 3 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 8 oktober 2018 is verweerder verzocht zijn standpunt nader toe te lichten.
Bij brief van 26 oktober 2018 heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht.
Op 15 november 2018 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, samen met de zaken 13/904, 14/600, 14/138, 13/903, 14/686, 14/802, 14/803, 14/811, 14/483, 14/484, 14/538 en 14/824. Appellante en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens is verschenen [naam] .

Overwegingen

1. Op 16 december 2011 heeft appellante 32 levende runderen onder een restitutiecode ten uitvoer aangeven met als bestemming Marokko en hiervoor restituties aangevraagd ter grootte van een bedrag van € 2.278,14. De runderen zijn vanuit Brakel (Nederland via Miranda de Ebro (Spanje en Algeciras (Spanje) naar Marokko vervoerd.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aan appellante betaalde uitvoerrestituties ingetrokken en het daarmee gemoeide restitutiebedrag van € 2.278,14 teruggevorderd, vermeerderd met een bedrag van € 121,86 aan rente. Verweerder heeft in totaal dus een bedrag van € 2.400,- van appellante teruggevorderd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Bij brief van 26 oktober 2018 heeft verweerder uiteengezet dat de som van de transport- en rusttijden de 29 uur niet heeft overschreden en dat de rusttijd van 9 uur en 1 minuut in dit geval niet in strijd is met de uitleg die het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 28 juli 2016, Masterrind, C-469/14 (ECLI:EU:C:2016:609) heeft gegeven aan Bijlage I, hoofdstuk V, punt 1.4, onder d), bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten. Verweerder heeft niet kunnen vaststellen dat met die rusttijd en de concrete omstandigheden waaronder het vervoer heeft plaatsgevonden, de vervoerde dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden is berokkend.
4. Ter zitting van het College heeft verweerder, onder verwijzing naar zijn brief van 26 oktober 2018, de onrechtmatigheid van het bestreden besluit en het primaire besluit erkend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het College ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
5. Het College zal verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten veroordelen. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
€ 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. S.C. Stuldreher en mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. D. de Vries griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. D. de Vries