In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Natuur, Landbouw en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2015, welke was afgewezen door de minister. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant een controle ter plaatse door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) had verhinderd. De appellant had op 11 mei 2015 een Gecombineerde opgave ingediend, maar weigerde medewerking te verlenen aan de inspecteur van de NVWA die de oppervlakte van zijn perceel wilde opmeten. De inspecteur kon hierdoor zijn controle niet uitvoeren, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en later beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Het College oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk was, omdat er inmiddels op het bezwaar was beslist. Het College heeft ook het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de appellant niet had meegewerkt aan de controle, wat volgens de geldende regelgeving leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
Daarnaast heeft de appellant een verzoek ingediend om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het College heeft vastgesteld dat de termijn was overschreden en heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 500,- aan de appellant. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1002,-. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan controles en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.