In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan de exploitant van Café [naam 2] te [plaats]. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had de exploitant een boete van € 4.500,- opgelegd wegens het niet handhaven van het rookverbod, zoals vastgelegd in artikel 10 van de Tabakswet. De aanleiding voor de boete was een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 15 april 2016, waarbij werd vastgesteld dat het terras van het café niet voldeed aan de eisen voor 'open lucht'. De rechtbank Rotterdam had het beroep van de exploitant ongegrond verklaard, waarna de exploitant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 11 september 2018 heeft de exploitant betoogd dat de staatssecretaris een onjuiste definitie van 'open lucht' hanteerde. De exploitant stelde dat een combinatie van gedeeltelijk geopende zijden van het terras ook aan de wetgeving voldeed. De staatssecretaris daarentegen hield vast aan de eis dat minimaal één zijde volledig open moest zijn. Het College oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de exploitant de Tabakswet had overtreden. Het College bevestigde de strikte uitleg van het begrip 'open lucht' en concludeerde dat de staatssecretaris bevoegd was om de boete op te leggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden.