In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 13 november 2018, werd de zaak behandeld tussen Landbouwbedrijf [naam] V.o.f. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de uitleg van het referentieaantal in het kader van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de heffingen die haar waren opgelegd op basis van het aantal runderen dat zij hield op de peildatum van 2 juli 2015. De minister had de bezwaren ongegrond verklaard, maar het College oordeelde dat de op de peildatum afgevoerde melkkoe wel meegeteld moest worden bij het referentieaantal. Het College concludeerde dat de wetsbepaling zo moet worden uitgelegd dat het referentieaantal wordt bepaald aan de hand van het aantal runderen dat op enig moment op de peildatum in het I&R-systeem is geregistreerd. Dit betekent dat de afgevoerde melkkoe, die op de peildatum geregistreerd stond, moet worden meegeteld. Het College vernietigde de bestreden besluiten en droeg de minister op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellante, vastgesteld op € 1.878,75.