ECLI:NL:CBB:2018:592
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van fosfaatrechten in het kader van de Meststoffenwet en de definitie van melkvee
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 november 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een landbouwer in het kader van de Meststoffenwet (Msw). De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had op 12 januari 2018 het fosfaatrecht van de verzoekster vastgesteld op 395 kilogram, maar herzag dit op 20 september 2018 naar 229 kilogram. De verzoekster maakte bezwaar tegen deze herziening en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat het besluit geschorst zou worden totdat er onherroepelijk op haar bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op 7 november 2018 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De minister stelde dat de herziening van het fosfaatrecht noodzakelijk was omdat bij de eerdere vaststelling jongvee was meegeteld dat niet voor de melkproductie werd gehouden. De minister baseerde zich op een gewijzigde wetsuitleg die in de Beleidsregel fosfaatrechten jongvee van 18 juli 2018 was vastgelegd. De verzoekster stelde dat de herziening haar in financiële problemen bracht, omdat zij fosfaatrechten had verkocht en de koper de levering eiste.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het enkel om een financieel belang ging. De verzoekster was aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 25.000,-, maar volgens vaste jurisprudentie is een financieel belang op zichzelf geen reden voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.